In het blad 'De Wijerd' van de Bekenstichting stond in juni 2021 een interessant artikel over de verdroging van de Veluwe. Op het moment van publicatie waren er net drie extreem droge jaren geweest waardoor er ongetwijfeld beken droog zijn komen te staan. Toch zijn de problemen veel groter en structureler van aard.Zij zijn nu echter keihard zichtbaar gemaakt waardoor zelfs de boeren geneigd zijn om er iets aan te doen. Dat er door hebzucht, neoliberalisme en slecht rentmeestersschap een enorme aanslag op onze natuur is gepleegd is iets wat men zich al lang realiseert maar onmachtig is om er iets tegen te doen.
Het artikel van Henri Slijkhuis maakt goed duidelijk wat de problemen zijn en wat men er aan dient te doen.
Waarom voeren de Veluwse sprengen en beken steeds minder water af
Wie eens kijkt bij de huidige watermolens op de Veluwe zal zich verbazen over de geringe hoeveelheid water, die hier door de sprengenbeken wordt aangevoerd.
Het is nauwelijks voor te stellen, dat dit sprengenwater in vroegere tijden honderden waterraderen heeft kunnen laten draaien. Er valt tegenwoordig zelfs meer regen en toch voeren de beken steeds minder water af.
De neerslag is door de klimaatverandering wel minder gelijkmatig over het jaar verspreid, maar dat is niet de oorzaak van de sterk verminderde afvoer. In dit artikel wordt de Veluwe vanuit hydrologisch perspectief gedurende de laatste twee eeuwen gevolgd om zicht te krijgen op de oorzaak van de huidige verdroging.
De watermolenindustrie
Aan het eind van de zestiende eeuw heeft de Veluwe zeker 56 watermolens. De graanmolens werken voor de lokale markt.
Industriemolens worden gebouwd op plaatsen waar, nadat er voldoende graanmolens aanwezig zijn, nog waterkracht beschikbaar is. In de eerste helft van de zestiende eeuw worden volmolens gebouwd in Beekbergen, Apeldoorn en Vaassen. Rond 1560 staan er al kopermolens in Rozendaal en Vaassen. De bouw van met name het laatste molentype wijst op een overschot aan waterkracht. Dit is mede mogelijk
door het beter opleiden van beken en het graven van sprengen. Wanneer de allereerste spreng is gegraven is niet bekend. De Oude Sprengen van het Loo, die waarschijnlijk omstreeks 1517 zijn gegraven, behoren tot één van de oudsten.
Kort voor 1600 begint de bouw van papiermolens op de Veluwe. De zuidelijke Veluwezoom is in het begin het belangrijkste vestigingsgebied. In 1600 staan hier vijf van de zeven Veluwse papiermolens. In de zeventiende en de eerste helft van de achttiende eeuw groeit vooral het aantal papiermolens enorm. De Veluwse papierindustrie wordt van nationaal belang. Ook koper-, vol- en zeemmolens maken een groei door. Maar die aantallen zijn klein vergeleken met de groei van het aantal papiermolens, namelijk van 7 in 1600 tot 150 à 160 in 1740. De hoogteverschillen en de aanwezigheid van voldoende water om de molens aan te drijven, de regelmatige aanvoer van water en de goede waterkwaliteit zijn de belangrijkste redenen van deze uitbreiding. Ook de relatieve nabijheid van de Hollandse steden is een voordeel.
Voor de aanvoer van grondstoffen als lompen en de afzet van het eindproduct papier is de afstand goed te overbruggen, ondanks het feit dat de verbindingen over de Veluwe niet best zijn. Voor de randgebieden van de Veluwe is vaak transport via het water mogelijk. De lage arbeidskosten zijn in het voordeel van de ondernemers.
Het Volenbeekstelsel in Putten heeft flink te lijden onder de huidige verdroging. Foto: Eric Harleman.
Vanaf 1650 dalen de graanprijzen en groeit de bevolking op het platteland. Er ontstaan buurtschappen, die leven van de papierindustrie. Er worden nogal wat korenmolens omgebouwd tot papiermolens.
Het malen van het graan komt hierdoor soms in het gedrang. De groei van de molens met bijbehorende sprengensystemen vindt niet overal tegelijk plaats.
Na de groei op de zuidelijke Veluwezoom volgt die op de Oost-Veluwe. Omstreeks 1620 begint de snelle groei van de papiernijverheid rond Apeldoorn. In tien jaar tijd neemt het aantal papiermolens toe van vijf naar twaalf. Rond 1650 is Apeldoorn met twintig molens al het centrum van de Veluwse papierindustrie.
In de decennia daarna vindt de groei plaats in Eerbeek, Loenen, Vaassen, Epe en Heerde. In 1680 staan er 29 papiermolens in Apeldoorn en 42 in de genoemde dorpen. Er worden compleet nieuwe beken ontwikkeld. Tegen het eind van de zeventiende eeuw vertraagt de groei op de Oost-Veluwe. Hier en daar verschijnen nog enkele nieuwe molens en in Vaassen wordt nog een nieuwe beek gegraven, die gemakshalve de Nieuwe Beek wordt genoemd.*1
Het belang van de papiermakerij voor deze dorpen wordt met deze getallen duidelijk. Het werkelijk aantal zal nog groter zijn geweest, omdat mensen die onderhoud plegen aan de sprengenstelsels niet zijn meegeteld. Indirect levert de papiermakerij veel meer werkgelegenheid op. Bij de bouw en het onderhoud van de watermolens zijn smeden en timmerlieden betrokken. De kuipen, de vele schepvormen, de vilten en de kleine gereedschappen zullen door plaatselijke ambachtslieden gemaakt zijn. Voor de aanvoer van lompen en de afvoer van het papier zijn voerlieden nodig. Winkeliers, tappers, schoenmakers en kleermakers in deze dorpen zullen gemerkt hebben of het goed of slecht gaat in de papiermakerij.
Tabel. Percentage van de bevolking in dorpen op de Veluwe boven de tien jaar,dat direct afhankelijk is van de papiermakerij in 1749.*2
In sommige buurtschappen is deze industrie bepalend voor de structuur van de gemeenschap. In een buurtschap als Westericker Rot in Vaassen is zelfs 50% van de bevolking boven de tien jaar direct van de papiernijverheid afhankelijk.
Deze watermolenindustrie is van wezenlijk belang op de Veluwe en heeft alleen maar kunnen functioneren door de grote hoeveelheid water, die door de gegraven sprengenbeken wordt aangevoerd.
De Veluwe was vroeger natter
Er zijn geen gegevens over die hoeveelheid water die de sprengenbeken vroeger hebben afgevoerd.
In de uiterwaarden bij Oosterbeek, 1886, door Claas Hendrik Meiners. Op schilderijen van Oosterbeek is te zien dat er flink wat water wordt afgevoerd. Bron: Simonis-Buunk.nl
Beekloop van de Schoonderbeek in Putten in 2016. Foto: Eric Harleman.
Beekloop van de Schoonderbeek in Putten op dezelfde locatie in de huidige situatie. Foto: Eric Harleman.
“Meten is weten” is een vrij recent verschijnsel. Oosterbeek op de Zuid-Veluwe is in de negentiende eeuw een kunstenaarsdorp. Diverse schilders hebben afbeeldingen gemaakt van de beekjes rondom Oosterbeek. Hierop is te zien, dat er flink wat water wordt afgevoerd.
Bijna een eeuw geleden ontstaat het idee om het grondwater van de Veluwe te gaan gebruiken voor de drinkwatervoorziening van Amsterdam. Er wordt een commissie voor ingesteld, die moet onderzoeken of het mogelijk is om 36,5 miljoen kubieke meter grondwater per jaar te winnen. Op basis van afvoermetingen in 1894, 1895, 1896, 1928 en 1929 berekent de commissie de totale waterafvoer van de Veluwse beken op 124 tot 187 miljoen kubieke meter per jaar. Dat is 2,8 tot 4,2 keer zoveel als vandaag aan de dag. Nu wordt nog maar 44 miljoen kubieke meter per jaar afgevoerd. Gelukkig voor de natuur op de Veluwe adviseert de commissie om andere oplossingen voor de drinkwatervoorziening van Amsterdam te zoeken. De metingen laten wel zien, dat er drie tot vier keer zoveel water wordt afgevoerd als tegenwoordig, terwijl de verandering van het landschap, dat tot één van de hoofdoorzaken van de verdroging zal leiden, al volop bezig is.*4 We kunnen daarom met een vrij grote mate van zekerheid zeggen, dat ten tijde van de bloei van de watermolenindustrie op de Veluwe zeker viermaal zoveel water door de beken heeft gestroomd als tegenwoordig.
Niet alleen de randen van de Veluwe zijn veel natter, maar ook bovenop de Veluwe. In de bodems van veel heidevelden heeft zich in de loop van de eeuwen een dichte inspoelingslaag kunnen ontwikkelen, vaak met ijzerbanken. Op deze slecht doorlatende lagen blijft het water staan en kan tijdens veel regen zorgen voor water op het maaiveld. Dat geldt ook voor plaatsen op de Veluwe waar de klei- en leemlagen aan de oppervlakte liggen, doordat het in de ijstijd is opgestuwd. Dat kan zelfs leiden tot een beek met de fraaie naam de Nunbeek bij Vierhouten, die niet uitmondt in een rivier of het Veluwemeer, maar in de bodem verdwijnt. In de ondergrond van Vierhouten komt dezelfde waterdichte kleilaag voor als in het dal van Uddel-Elspeet.
Hierdoor ontstaat de Hierdense Beek, die wel uitmondt in het Veluwemeer.
Waterval Volenbeek. Helaas bestaat deze situatie alleen nog maar op oude foto’s. De Volenbeek krijgt de code donkerrood van Harm Werners wegens watergebrek. Bron: archief Bekenstichting.
Door de bebossing van de Veluwe wordt de grondwatervoorraad veel minder aangevuld, dan in de periode met heidevelden en zandverstuivingen.
In het midden van de negentiende eeuw wordt over de afvoer van het maaiveld van de hoge delen van de Veluwe geschreven: Want het nederstromende water der bergen kan, op de Veluwe, bij stortregen in de zomer of bij hoge sneeuw inde winter, ganse vlakten overdekken, en, als een machtige vloed alles in zijn vaart meeslepen.*5 Je waant je bij het lezen van zo’n tekst echt in de bergen.
Het duidt er ieder geval op, dat het vroeger af en toe kletsnat moet zijn geweest. Af en toe komt het nog wel voor, maar lang niet meer zo uitgebreid als vroeger.
Oorzaken van de verdroging
1 Het veranderend landgebruik
Eeuwenlang heeft de Veluwe er anders uitgezien dan tegenwoordig. We hebben het hierbij niet over de uitgedijde dorpen met de industrieterreinen, maar over het deel, dat we natuur noemen. Als we staan op de Gortelse Heide of bovenop de Renderklippen, dan kun je nog een glimp opvangen van hoe het landschap eruit heeft gezien voor het midden van de achttiende eeuw. Namelijk uitgestrekte heidevelden met hier en daar een vennetje. De zandverstuivingen, die zijn ontstaan door teveel heideplaggen weg te halen en overbegrazing door schapen, zijn echter niet meer te zien.
Na 1850 begint het bebossen van de Veluwe en verdwijnen veel heidevelden en zandvlaktes. Vooral het (vanuit verdroging gezien) ongunstige naaldbos komt ervoor in de plaats. Waarom is dit ongunstig voor de grondwaterstand? Een kale vlakte van zand en mossen verdampt gemiddeld 250 millimeter per jaar.
Beekloop van de Volenbeek in Putten: boven in 2016 en eronder de huidige situatie. Waar een fraaie beekstroom het bosgebied verlevendigt lijkt het nu een kronkelend wandelpad. Harm Werners maakt zich al jaren zorgen. Foto’s: Eric Harleman.
Een bos met douglas en fijnspar verdampt 750 millimeter per jaar. Gemiddeld valt er in Nederland 850 millimeter per jaar aan neerslag.*6 Het betekent, dat er in een naaldhoutbos maar weinig aanvulling van het grondwater kan plaatsvinden. Door de bebossing van de Veluwe wordt de grondwatervoorraad veel minder aangevuld, dan in de periode met heidevelden en zandverstuivingen.
2 Grondwaterwinning
Een tweede belangrijke oorzaak van de verdroging is het oppompen van grondwater, dat omstreeks 1890
start. Het begint met kleine winningen, die omstreeks 1950 al zodanig zijn toegenomen, dat het de belangrijkste oorzaak van de verdroging van de Veluwe wordt. De plek van de winlocaties wordt bepaald door het zoveel mogelijk ontbreken van (industriële) bebouwing om met name het verontreinigingsrisico zo klein mogelijk te houden. Daarom wordt gekozen voor locaties, die vrij hoog op de Veluwe liggen.
De waterwinning aan de Dellenweg. Er wordt zes miljoen kubieke meter water per jaar opgepompt. Dat zorgt ervoor, dat de Klaarbeek het grootste gedeelte van het jaar droog staat. Foto Henri Slijkhuis.
Als voorbeeld heeft de grondwaterwinning aan de Dellenweg grote invloed op de beeksystemen in Epe en Heerde. Dat het Klaarbeeksysteem het grootste deel van het jaar tegenwoordig droog staat, is een rechtstreeks gevolg van het oppompen van zes miljoen kubieke meter grondwater per jaar aan de Dellenweg.
Infiltratiebekkens. De infiltratieplicht van zes miljoen kubieke meter beekwater in de nabijgelegen bekkens aan de Dellenweg zal pas na lange tijd invloed hebben op de grondwaterstand. Foto Henri Slijkhuis.
Met name sprengen en beken in de omgeving van de waterwinningen hebben veel last van de toenemende hoeveelheid grondwater, dat opgepompt wordt op de Noordoost-Veluwe.
Drinkwaterbedrijf Vitens heeft in samenwerking met provincie Gelderland en het waterschap berekend, dat bij sluiting van alle grondwaterwinningen op de Veluwe de grondwaterstand vlak bij beken met een meter zal stijgen en hogerop de Veluwe zelfs met meer dan vijf meter.
3 Aanvullende oorzaken
Bebossing met naaldhout en de grondwaterwinning zijn niet de enige oorzaken van de verdroging van de Veluwe. De inpoldering van Oostelijk Flevoland in de periode 1950-1957 en Zuidelijk Flevoland in 1959-1968 zorgt op de Noord-Veluwe tot veel afstromend grondwater naar deze polders.
De ontwatering in het IJsseldal leidt tot verlies aan grondwater op de Noordoost-Veluwe. Ook de verstoring van de ondergrond en de daarmee gepaard gaande vernieling van klei- en leemlagen heeft het nodige effect op sprengen en beken. Door bijvoorbeeld de zandwinning bij het Heerderstrand ten gevolge van de aanleg van de snelweg A50 eind jaren zestig/begin jaren zeventig van de vorige eeuw zijn de klei-en leemlagen zodanig verstoord, dat in de sprengen van de Noordelijke Heerderbeek geen water meer staat. De lage grondwaterstanden in landbouwgebieden door drainage en de snelle waterafvoer dragen mede bij aan de verdroging.
4 Oplossingen
De verdroging van de Veluwe heeft een lange geschiedenis. Oplossingen zijn al vele jaren geleden bedacht. Uit het rapport ‘Zorgen voor morgen’ van het RIVM uit 1988 komt de volgende opsomming van maatregelen om de nadelige effecten van grondwateronttrekking en het inlaten van gebiedsvreemd water tegen te gaan.*7
Het gebied bij de Schalterberg in Loenen is klaar voor de infiltratie van beekwater. Bron: Archief Bekenstichting.
Het is te hopen dat binnen afzienbare tijd veel van dit soort bordjes te zien zullen zijn op de Veluwe. Foto: Henri Slijkhuis.
Brongerichte maatregelen
* Beperking van het waterverbruik
* Reservering van grondwater voor hoogwaardige gebruiksfuncties
* Optimalisatie van grondwaterwinning naar plaats en hoeveelheid
* Optimalisatie van peilverlaging in het kader van landinrichtingsplannen
Effectgerichte maatregelen
* Waterconservering, door bufferen van neerslagwater door inundatie of vasthouden van kwelwater
* Beperken of kwaliteitsverbetering van de inlaat van gebiedsvreemd water
* Het realiseren van hydrologische isolatie
Op rijksniveau wordt het ene Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) na het andere gepubliceerd met ook de nodige ambities om de verdroging aan te pakken.
In 2001 verschijnt de laatste. De aandacht voor het milieu zal daarna sterk gaan verminderen.*8
Triest om de Volenbeek zo aan te treffen, terwijl deze hier in 2016 zo energiek stroomde. Hopelijk brengt dit voorjaar met de regen van de afgelopen tijd weer water in de beekloop. Foto’s Eric Harleman.
Het verplaatsen van waterwinningen naar een minder verdrogingsgevoelige omgeving gaat niet van vandaag op morgen.
Afschuiven
Milieuproblemen worden in de eerste twee decennia van de eenentwintigste eeuw door de rijksoverheid voor een belangrijk deel op het bordje van het bedrijfsleven en de burgers gelegd. Deze neoliberale aanpak leidt tot stagnatie in de aanpak van de verdroging. Gebrek aan onderzoek naar de verdroging van de Nederlandse natuur is niet het probleem. Dat vindt al vijftig jaar plaats, maar door het afschuiven van problemen en door het ontbreken van regie gebeurt er aan de bestrijding bitter weinig.*9 Het waterbeheer is zodanig versnipperd, dat er van een vlotte aanpak geen sprake meer kan zijn.
Urgentie
Willen we het probleem oplossen, dan zal dat vele jaren gaan duren. Het omzetten van het Veluwse naaldbos in andere vegetatie vergt een lange tijd. Ook het verplaatsen van waterwinningen naar een minder verdrogingsgevoelige omgeving gaat niet van vandaag op morgen.
Eenvoudiger maatregelen die sneller te realiseren zijn: het regenwater niet snel meer afvoeren en langer vasthouden en afgevoerd water van de beken op de Veluwe weer terugpompen en infiltreren. Van belang is echter om snel te gaan handelen en geen tijd meer te verspillen aan uitvoerig onderzoek.
De ‘patiënt’ is flink ziek en de diagnose is al uitgebreid gesteld. Nu maar hopen, dat de ‘dokters’ van provincie, waterschappen, waterleidingmaatschappijen en terreinbeherende organisaties zich niet met elkaar gaan bezighouden, maar de patiënt zo snel mogelijk gaan genezen.
Druk vanuit de maatschappij zal helpen om de (semi-) overheden in beweging te brengen. De Bekenstichting kan hierin een belangrijke rol spelen. Er is veel kennis binnen de stichting aanwezig over hoe de problemen van verdroging aangepakt kunnen worden. Via meedenken en meepraten kan druk uitgeoefend worden, maar ook petities, persberichten, publicaties en acties zullen niet geschuwd moeten worden. Kortom, ook voor de Bekenstichting is er veel werk aan de winkel!
Noten
*1 Slijkhuis, Henri, Papiermakerij op de Veluwe, in de Nieuwe Veluwe, nr. 2 2020, p. 36-39
*2 Roessingh, H., Beroep en bedrijf op de Veluwe in het midden van de 18e eeuw, in A.A.G. Bijdragen 13, Wageningen 1965, p. 203
*3 Een kerspel is een kerkdorp met daarbij behorend gebied
*4 Witte, Jan-Philip, e.a., Het water van de Veluwe in historisch perspectief, in Schoutambt 2019-2, p. 5-20
*5 Idem
*6 Idem
*7 Langeweg, F. (red), Zorgen voor morgen. Nationale Milieuverkenning 1985-2010, Alphen aan den Rijn 1988
*8 Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) 1 in 1989, NMP+ in 1990, NMP 2 in 1993 , NMP 3 in 1998 en NMP 4 in 2001
*9 Witte, J.P.M., e.a., Verdroging van de Nederlandse natuur: bijna een halve eeuw goed onderzoek en falende politiek, in Stromingen 2020 (26), nr. 2. p. 65-79