Paragraaf index

68 De Tullekensmolen

Geschiedenis van de molen

In paragraaf 14 wordt al een volmolen te Beekbergen beschreven. Marten Orges pacht deze aan de noordkant van de beek gelegen molen, die al in 1535 gesticht werd, in 1601 van het St. Petersgasthuis te Arnhem voor 12 jaar "tot een papieren meulen”. Er worden tegelijk ook afspraken gemaakt over de oplevering. De huismeesters zullen de molen laten vertimmeren en ook een "camerken daerin setten met een schoorsteen op haere costen”. Het molenwerk - en al wat daarbij hoort - moet Orges zelf betalen evenals het onderhoud.

Marten en zijn vrouw hebben daarnaast nogal wat vermeldingswaardige bezittingen aangeschaft. In 1611 (naar een akte van 1637) heeft hij met zijn vrouw Geertje Schutten een herengoed in het kerspel Beekbergen, genaamd Boenincx Erve gekocht. Dit goed komt onder de benaming Beuninck- of Beuninks erf al voor in een Gaakorenregister uit 1488.

Geertje Schut is eerst gehuwd geweest met Jacob Lucas en uit dit huwelijk is zoon Jacob Jacobs geboren. Later hertrouwde zij met Marten Orges. Uit dit huwelijk stammen de twee zoons Daniel en Paul, die dus de stiefbroeders van Jacob Jacobs waren.

Behalve het Boenincxgoed behoorde ook het Voortakkers- of Buurmanserve te Beekbergen aan Marten Orges. Het stond in 1672 gedeeltelijk op naam van Orges’ kleinzoon Daniel Pauls, papiermaker in "Klyn Hattem”. Eén der 17 delen in de Lierdermark was in 1819 nog als "Geertje Martens deel” bekend (naar Marten Orges vrouw Geertje Schut).

In 1613 is er een proces tussen Orges en het Gasthuis over een te late pachtbetaling. Marten Orges heeft nu twee molens gepacht nl. een grote (de latere Tullekensmolen) en een kleine molen (de latere Ruitersmolen) en hij loopt het risico de grote molen te verliezen. Het kwam blijkbaar weer goed.
Ook in 1613 is de eerste pachttermijn voorbij en gaat Marten Orges naar de huismeesters van het St. Petersgasthuis te Arnhem voor de verlenging van de erfpacht. Uit de pachtaanvraag blijkt dat Marten Orges in dat jaar bij zijn eerst gestichte molen in Beekbergen heeft gewoond.

De beek doet het blijkbaar goed want uit een getuigenverklaring uit 1622 van de timmerlieden Mr. Jan Everts en Hermen Henrikx vertellen ze onder andere dat de Beekbergensebeek "een harde lopende beecke” is.

In 1626 is Marten Orges overleden. Er bestaat een grafzerk in de Ned. Herv. Kerk te Beekbergen met de tekst "anno 1626 den 9 september is inde Here gherust Meister Marten Orges, den olsten pappyeremaecker ghewest in Gelderland.”

Later is door Reinier Hardonk vastgesteld dat niet Marten Orges maar Hans van Aelst de eerste papiermolenaar in Apeldoorn is geweest.

Geerken Schut, de weduwe van Orges kon niet schrijven en tekende in 1629 met haar huismerk, een handboog. “Schutten” zijn in de 14e eeuw in Arnhem zogenaamde kringknechten en het symbool zal daar naar verwezen hebben.

Dit is het Merck van Geerken Schuts die wedfrou van zalige meijster Marten Orges (1629)

Na het overlijden van Orges wordt de papiermolen door zijn weduwe Geertje Schut geëxploiteerd.

In 1638 worden haar zoons Paul Martens en Jacob Jacobs voor weer 12 jaar de pachters van “des Gasthuijses meulenwaeter met het huijs en hoffstede, gelegen tot Beckbergen, so zij van haer moeders voorss. ercregen, tegenwoordich sijn gebruickende”. De pacht is behoorlijk hoog en dat wordt veroorzaakt door de enorme groei van de papierindustrie en de toenemende vraag naar het gebruik van het water van de bestaande beken, of voor het graven van nieuwe sprengen en beken. Een kwestie van vraag en aanbod dus. Als extra verplichting moeten Paul Martens en Jacob Jacobs het houten bruggetje over de beek boven de molen op hun kosten onderhouden.

In 1645 wordt met toestemming van de huismeesters de pacht overgedragen aan Bastiaan Otten.

In 1649 blijkt het Gasthuis nog steeds "Eygenaer” te zijn en Janus Otten (dezelfde als Bastiaan Otten) pachter van het huis en hof van 1/2 schepel "en de pampiermolen van 4 backen”.
Otten is voor 1676 overleden en in dat jaar is zijn weduwe Willemtjen Tonis de pacht schuldig.

In 1679 gaat de pacht over aan Willem Tulleken en zijn vrouw Johanna Otten. In die tijd zal de naam "Tullekensmolen” zijn ontstaan.
Kort voor 1720 hebben de kinderen Tulleken c.s. een tweede papiermolen, aan de overzijde van de beek gebouwd. Dat is het huidige nog bestaande molengebouw aan de Tullekensmolenweg.

In 1724 is de molenaar zijn schulden uit 1722 niet nagekomen en heeft een lading lompen niet betaald. Er wordt daarom beslag gelegd op een derde deel van twee papiermolens in Beekbergen, het erf en goed Praastinck, waarvan dan Jacob Derksen Broekhuijs pachter is en ook op alle onroerende goederen van Everhard Tulleken in Apeldoorn. Er is sprake van een "welgelegen pampiere molen in den Ampte van Apeldoorn staende ende gelegen onder Beckbergen bestaende in een nieuw getimmer, neffens de camer, kelder en opkamer de halve schuer halve hankschuer, anderhalve korenberg, de geregte helffte van beijde de hoven bij oft omtrent de molen, gelegen toekomende Evert Tulleken en Trijntjen Bouschoten soo als sij met de swager Gerrit Westrick gedeelt hebben”.

In 1724 liggen er dus inderdaad twee molens tegenover elkaar.

Blijkbaar zijn de schulden niet betaald en al in datzelfde jaar 1724 wordt de genoemde "welgelegen pampiere molen” met toebehoren voor de tijd van 12 jaar voor de ene helft “verpandschapt” aan Claes Schuerinck en zijn vrouw Geertjen Henricx en voor de andere helft aan Pouwel Jansen Schut.

In 1733 koopt Reynder Luytjes, die reeds als pachter aan de noordelijke molen verbonden was geweest, deze molen en ook in 1742 zit Reynder Luytjes op de molen van Willen Tulleken. Claes Schuirinck en Paul Jansen Schut hebben dan ieder 1/ 3 deel in eigendom.

In 1751 koopt Luytjes ook de zuidelijke molen, die op diens zoon Giliam overgedaan wordt.

In 1760 vinden we er inderdaad vader en zoon Reynder en Gieliam Luitjes.

In 1793 is er een publieke veiling. Het complex, op dat moment bestaande uit een molen, nieuw woonhuis, grond, pannenschuur, zaailand, bakhuis en lijmketel, werd eigendom van Bernardus Crepel en diens vrouw Maria Brandts alsmede Willem Dijkhuizen.

In 1796 zijn A. W. Krepel en W. Dijkhuizen de eigenaren en is Peter van Asselt de molenaar.

In 1798 zit Jacobus Schut op de Tullekensmolens Jacobus Schut. Hij is dan 32 jaar en heeft 2 kinderen bezit. Ook woont Berend Luitjes er.

In 1808 maakt Schut er nog twee soorten papier.

In 1811 bevat de zuidelijke Tullekensmolen “vier bakken met twintig hamers, een ‘cylinder’ en één schepkuip" bevat.

Volgens de gegevens van Gunning zouden de molens omstreeks 1812 onbewoond zijn.

In de 19e eeuw vinden we Marten van Delden en Braakman als papiermakers op de Tullekensmolens, daarna Daan Dijkgraaf, gehuwd met Jantje van Delden.
Marten werd omstreeks 1840 opgevolgd door schoonzoon Gerrit Jan Palm. In 1852 overlijdt Gerrit en zijn weduwe beheerd het bedrijf daarna. Zoon Gerrit Jan Palm zou de papierfabricage nog tot 1904 voortzetten tot 1904.

De beide molens branden in 1872 af, maar men bouwt maar alleen de zuidelijke molen weer op, die later omgezet wordt in de wasserij "Tullekensmolen”. Gelukkig heeft dit bedrijf toen de oude naam in ere gehouden. Van de zuidelijke molen bleef toen alleen de bijbehorende woning en wat metselwerk over.

Het herbouwde complex werd in 1904 verkocht aan Herman Anton Geurts, die er een wasserij begon en in 1912 een stoomketel installeerde.

In 1920 werden J. Brouwer en W. Oxener de nieuwe eigenaars en was er tot 1968 een wasserij.
Het gebouw werd daarna als isoleerbedrijf, in eigendom van Piet Mulder, gebruikt.

Vanaf begin zeventiger jaren van de vorige eeuw kwam er een tuincentrum. Dat was een dependance van “De Woudhof” in Klarenbeek.

“De Woudhof” verkocht het molengebouw in 2008 aan Nico Bredenoord die het gebouw prachtig heeft gerestaureerd.

In 2011 is de feestelijke opening geweest in aanwezigheid van de toenmalige wethouder Paul Blokhuis hier samen met Nico Bredenoord en een fraaie Ford..


In 2012 is de molen tijdens de Open Monumentendagen opengesteld geweest.

Het tegenover de molen gelegen oude papiermakershuis “De Kikvorschenbrink” is helaas door een verbouwing van ca. 1940 niet meer goed herkenbaar.

Geografische positie en bereikbaarheid

Tegenwoordig is het adres van de molenTullekensmolenweg 37 te Beekbergen maar ook de huisnummers 33 en 39 zijn ooit in gebruik geweest.

GE tullekensmolen

De geografische positie van de Tullekensmolen is 52° 9'58.45"N 5°58'10.21"O

HA ruitersmolen

Op de kaart van Hardonk is de molen met  nr. 38 aangegeven.

Leenen 1748 beekbergen

Op de kaart van Willem Leenen, waarvan deze uitsnede gemaakt is, zien we de Ruitersmolen en de Tullekensmolen naast elkaar langs de Oude Beek.
tullekensmolen

Ongedateerde luchtfoto van de Tullekensmolen

Huidige situatie

De Wasserij "Tullekensmolen” is als zodanig niet meer in werking maar herbergt een prachtig Ford museum en een fraai tuincentrum naast de Oude Beek. Ook het waterrad is inmiddels gerestaureerd.
Bij een bezoek aan Tuincentrum Tullekensmolen is het mogelijk om het waterrad en de vistrap te bekijken en door het park, waar ook de beek door stroomt, te wandelen. Een aanrader!

De website van zowel het Ford museum als het tuincentrum is www.ford-museum.nl

Bouwgeschiedenis (evt. tijd en reden voor afbraak)

1535 Er wordt een volmolen op deze locatie gesticht.
1601 Marten Orges pacht de molen en sticht een papiermolen.
1613 verlenging van de eerste pachttermijn.
1626 Marten Orges overleden. Pacht gaat over naar erfgenamen.
1645 Pacht overgedragen aan Bastiaan Otten.
1649 Huis en hof van 1/2 schepel "en de pampiermolen van 4 backen”.
1679 Pacht gaat over aan Willem Tulleken en de naam "Tullekensmolen” zal zijn ontstaan.
1720 Kinderen Tulleken c.s. hebben een tweede papiermolen aan de overzijde van de beek gebouwd.
1724 Pacht gaart over aan Claes Schuerinck en voor de andere helft aan Pouwel Jansen Schut.
1733 Reynder Luytjes is pachter van beide molens.
1751 Luytjes eigenaar van beide molens.
1793 A. W. Krepel en W. Dijkhuizen de eigenaren en Peter van Asselt de molenaar.
1798 Jacobus Schut zit nu op de Tullekensmolens.
1811 De zuidelijke Tullekensmolen bevat “vier bakken met twintig hamers, een ‘cylinder’ en één schepkuip".
1812 Molens zijn onbewoond en dan Marten van Delden en Braakman als papiermakers, gevolgd doot Daan Dijkgraaf.
1840 Daarna Gerrit Jan Palm.
1872 Beide molens branden af, maar men bouwt maar alleen de zuidelijke molen weer op.
1904 verkoop molen aan Herman Anton Geurts, die er een wasserij begint.
1912 Stoomketel geinstalleerd.
1920 J. Brouwer en W. Oxener zijn de nieuwe eigenaars en was er tot 1968 een wasserij.
1968 Einde wasserijbedrijf. Daarna een isoleerbedrijf, in eigendom van Piet Mulder.
1972 ? Tuincentrum. Dat was een dependance van “De Woudhof” in Klarenbeek.
2008 “De Woudhof” verkoopt het molengebouw aan Nico Bredenoord. Restauratie start.
2011 Feestelijke opening geweest in aanwezigheid van de toenmalige wethouder Paul Blokhuis.
2012 Open Monumentendagen in de molen.

Erfgoed ontwikkelings potentie

Zowel het Ford museum als het molencomplex verdienen veel waardering. Deze molen vormt samen met de Ruitersmolen een prachtig molenpaar. Beie molens zijn langs de Oude Beek goed te bereiken.

Erfgoedstatus

De Tullekensmolen heeft de status van gemeentelijk monument.

Uit een vroegere monumentenbeschrijving van de Tulkensmolen door het Monumenten Advies Bureau Nijmegen is het volgende te lezen:

Het watermolencomplex “Tullekensmolen" is gelegen aan de Tullekensmolenweg, ten oosten van het dorp Beekbergen. Deze weg vormt de oude verbinding tussen het dorp en de alhier gelegen watermolencomplexen (Tullekensmolen en Ruitersmolens). De door het gebied stromende Beekbergsche Beek (Oude Beek) was zowel voor de agrarische alsook de industriële ontwikkeling van het dorp van zeer groot belang en leidde tot de stichting van diverse watermolens.
De oudst bekende molen is het nog steeds bestaande complex aan de Molenvaart 41-49 te Lieren (tegenwoordig metaalwarenfabriek Goudkuil).
Het molencomplex bestaat uit diverse gebouwen die op een sobere utilitaire wijze zijn uitgevoerd. Gezien de brand van 1872 dateert het complex grotendeels van na deze gebeurtenis. Het oudste onderdeel is het hoofdgebouw dat een basilicale opbouw heeft met diverse kenmerken uit het laatste kwart van de 19de eeuw (vensters met gietijzeren ramen, gebintconstructies). Ondanks de ingrijpende brand is het metselwerk van de achtergevels van de hoofdbouw nog 18de-eeuws hetgeen duidt op bij de brand bewaard gebleven muurwerk.
Binnen deze gevels zijn tengevolge van het wegvallen van pleisterwerk diverse dichtgemetselde gevelopeningen zichtbaar. Aan de rechterzijde sluit op het gebouw een vroeg 20ste-eeuws gedeelte aan, bestaande uit een zijbeuk met sheddaken en een bouwdeel met plat dak. Deze uitbreiding moet in verband worden gebracht met de wasserijactiviteiten.
Het bouwdeel met plat dak heeft bakgoten met gesneden klossen die enige Jugendstilinvloed vertonen. Uit 1912 dateert de gemetselde schoorsteen aan de achterzijde van het complex (ten noorden van de beek): in dit jaar werd de wasserij voorzien van een stoomketel. Het huidige zich bij de schoorsteen bevindende, vrijstaande bouwdeel dateert mogelijk eveneens uit dit jaar, maar is dan later (omstreeks 1930?) verbouwd. Eertijds was het gepleisterd. Na 1972 verdween de pleisterlaag en vond mogelijk een nieuwe omklamping plaats. Een tweede vrijstaand bouwdeel bevindt zich links van de molen. Dit onderdeel dateert uit de late 19de eeuw of vroege 20ste eeuw en werd ca. 1930 aan de voorzijde vergroot met een garage-uitbouw. Voorts sluit links op het hoofdgebouw een sterk verbouwde woning aan die nu niet meer tot het complex behoort (= voormalige woning moleneigenaar).
De molen onderging met uitzondering van genoemde, historische ingrepen in de loop van de tijd enige wijzigingen. De hoofdingang binnen de voorgevel werd voorzien van een moderne vensterpui. Rechts sluit op het gebouw een loods met zadeldak aan, die na 1972 werd voorzien van gepotdekselde gevels (geen monumentale waarde). Het verbindingsdeel tussen hoofdgebouw en vrijstaande achterbouw verloor zijn gevels. Van het dak van de linker zijbeuk van het hoofdgebouw zijn alleen de balkconstructies bewaard gebleven. Binnen het interieur van het hoofdgebouw werden enkele houten gebintstijlen vervangen door gemetselde pijlers.
De bovenverdieping werd modern ingevuld. Het voormalige waterrad bleef slechts deels behouden. Het rad is verwijderd en als kroon op de restauratie van het molengebouw wordt er een nieuw rad geplaatst.

Foto’s van oude en huidige situatie

Tullekensmolen 1936 Hardonk

 De watermolen met de molengoot door Reinier Hardonk - 1936

Molengoot Tullekensmolen 1964

 De molengoot toen hij nog niet vergaan was. Foto Hardonk - 1964

NAC 1971   Copy

 In 1971 was er helaas niet veel meer van de goot over. Bron NAC - 1971

NAC 1971 rad1NAC 1971 rad2Tullekensmolen diameter 2,5 m eikenhout

Verschillende opnames van het eikenhouten waterrad dat een eindje van de molen lag te verrotten. 2003 W.J. Jans Tullekensmolen

De molengoot is hier verdwenen en een deel van het overgebleven rad ligt ernaast. Foto W.J. Jans - 2003 molengoot restauratie

De molengoot wordt gerestaureerd. Wat een enorme klus zal dat geweest zijn! Chapeau!

2013 tullekensmolen

De Tullekensmolen zoals hij er na de restauratie nog steeds uit ziet. Foto Henk Weltje - 2013

2013 oude beek

De Oude Beek achter de Tullekensmolen Foto Henk Weltje - 2013 2020 KNNV excursie

 De molengoot nadat hij prachtig gerestaureerd is tijdens een KNNV excursie Foto Henk Weltje - 2020

2020 KNNV excursie rad

 Ook het rad is weer gerestaureerd. Foto Henk Weltje - 2020 Tullkensmolen coll NBredenoordHet huidige complex in de wintertijd. Collectie Bredenoord