Paragraaf index

 

Een ongelooflijk aantal!

Thans willen we nog een berekening maken van het aantal watermolens, dat in onze gemeente in werking is geweest. Daarbij zijn dubbele molens, die aan afzonderlijke eigenaars toebehoren of door verschillende personen gepacht waren, natuurlijk als aparte bedrijven beschouwd. Wanneer een watermolen een andere bestemming krijgt doch van waterkracht gebruik blijft maken, hebben we deze molen dan vanzelfsprekend onder de desbetreffende categorie gerangschikt. De wasserijen zijn door ons buiten beschouwing gelaten. We komen tot de volgende cijfers:

Oliemolens 3
Korenmolens 9
Volmolens 6
Leer- of zeemmolens 5
Hennep- of kipmolens 1
Papiermolens ca 59
Run- of eekmolens 5
Mosterd- of snuifmolens 1
Houtzaagmolens 2
Lucifersmolens 1
Kaasmolens (Zwitsersekaas) 1

Totaal 96 watermolens

Bij de 59 papiermolens zijn die van Loenen inbegrepen. Het juiste aantal papier“ bedrijven daar valt niet precies op te geven, doch heeft meer dan 10 bedragen. Bij het cijfer van 96 watermolens gaan onze ogen wijd open van verbazing. Met dit aantal staat de gemeente Apeldoorn in ons land onbetwist aan de spits. Want nergens in Nederland kan men een plaats aanwijzen, waar zoveel waterradmolens gedraaid hebben. Men moet in de goede dagen der Apeldoornse watermolens alom het geklater van vi water, gestommel van molenraden en het gebonk en gestamp van allerlei machinerieén gehoord hebben! Uit het grote aantal blijkt wel heel duidelijk de uitzonderlijke betekenis, die de door waterkracht gedreven molens voor onze woonplaats hebben gehad. Het laat ons zien van hoeveel betekenis hier ter plaatse de industrie al eeuwen geleden is geweest. Het tekent definitief af met het nog telkens opduikende dwaze gepraat van onwetende lieden over het "onbetekenende en armoedige heidedorpje Apeldoorn”.
De historie der Apeldoornse waterradmolens brengt ons in aanraking met een boeiend en interessant stuk industriéle geschiedenis, niet alleen van belang voor de historic .
van Apeldoorn maar evenzeer voor de verruiming van onze kennis over de vroegere industrieen van Nederland. Want de molens waren immers de fabrieken van weleer.
De uitzonderlijke betekenis, die de molens - vooral de papiermolens - voor onze woonplaats hebben gehad, kan niet hoog genoeg aangeslagen worden. In 1749 was in het kerspel Apeldoorn 9.4 % der bevolking boven de 10 jaar direct afhankelijk van de papiermakerij. Voor het kerspel Beekbergen bedroeg dit cijfer 7.3 %. Indirect verschaften de koper-, papieren andere molens nog meer bedrijvigheid in de‘ dorpen en buurschappen. Timmerlieden, metselaars en smeden waren betrokken bij de bouw en _het onderhoud der molens en bijbehorende gebouwen. De hamerbakken, kuipen, schepramen en verdere werktuigen werden meestal door plaatselijke ambachtslieden vervaardigd. De geelgieters (vervaardigers van geel koper) leverden het metaal voor deolieen witpapiermolens, waarin verschillende onderdelen niet van ijzer maar van koper moesten zijn. Bij de papierfabrikage zou ijzer roestvlekken kunnen veroorzaken.
Andere personen waren betrokken bij het graven en onderhouden der beken en sprengen. De voerlieden brachten lompen aan en vervoerden de gereedgekomen produkten naar de steden. De winkeliers, tappers, schoenen kleermakers in de dorpen waar de papiernijverheid een grote bestaansbron vormde, kregen de gunstige of ongunstige resultaten in de papiermakerij onmiddellijk in liun beurs te voelen. Een groot .aantal ingezetenen had dus direct of indirect te maken met de papiernijverheid eneveneens met de goedeof slechte uitkomsten in andere door waterkracht gedreven bedrijven. We hebben dat ook gezien bij het rekwest der Veluwse papiermakers uit 1721.
De tijd van de watermolens is voorbij. Het gezellig gestommel van de waterraden heeft reeds lang plaats gemaakt voor het geraas der machines. De technische vooruitgang bracht geheel nieuwe methoden in het fabrikageproces van het papier, bij de leerbereiding, in de graanmaalderij en bij het koperbedrijf, waardoor de waterkracht overbodig werd. Toch dienen we nooit te vergeten, dat het de eenvoudige, doch vernuftig uitgedachte watermolens zijn geweest, die de grondslag legden voor de industriéle ontwikkeling van Apeldoorn en die onze plaats al eeuwen gelegen bekendheid deden krijgen tot ver over de grenzen van het Gelderse land.
Het is dan ook volkomen te begrijpen, dat het Hist. Museum Moerman te Apeldoorn ; alles in het werk stelt om de daar aanwezige collectie op het gebied der watermolens - “ speciaal over die der papiermolens zoveel mogelijk uit te breiden. Bij dit lofwaardig “ streven rekent men vanzelfsprekend op veler medewerking. Want in welke plaats in Nederland horen voorwerpen en afbeeldingen op het gebied der watermolens meer thuis dan in Apeldoorn.
Het valt in hoge mate te betreuren, dat vroegere gemeentebesturen van onze woonplaats niet tijdig de noodzaak hebben ingezien van het instandhouden van enkele oude Apeldoornse papieren ander soort watermolens als historische monumenten. Men vindt wel een waterpapiermolen in het Openluchtmuseum te Arnhem maar geen enkel exemplaar in de plaats, die eeuwenlang aan de top heeft gestaan van het papierbedrijf op de Veluwe en die eens met recht genoemd kon worden het centrum van watermolens van ons land.
Het boek "Koornmullenaers, Pampiermaeckers en Coperslaghers” laat ons zien, dat reeds eeuwen geleden niet alleen in het westen van Nederland, maar evenzeer op de Veluwe in industrieel opzicht .al "heel wat” gepresteerd werd.
Moge dit boek over de Apeldoornse molens in toenemende mate belangstelling wekken‘ voor de geschiedenis van Apeldoorn en eveneens voor die van ons land, waarvan dehistorie van onze woonplaats een niet weg te denken onderdeel vormt.

Ik wil eindigen met een ander citaat uit de ook reeds in de aanvang vermelde voorrede bij de "Memorien der Nederlandsche Geschiedenissen” van Rienk Fresinga.

"Spiegelt u noch, laet u (’t is tijt te keeren)
U eigen lants geschiedenissen leeren,
Nemt ’t acht op tijt, persoenen, plaetsen, seden,
End’ vergelijct wel all d’omstandicheden.
Volcht wat u dient, end will ’t u daer toe wennen,
Vor alle ding u eigen lant te kennen”.