Paragraaf index


MEESTERS ÍN EDELE KUNST VAN PAPIERMAKEN

Thans laten we nog even het volle licht vallen op de Veluwse papiermakers, een groep harde werkers en gedegen vaklieden, die eeuwenlang de naam van het Veluws papier hebben hoog gehouden. Men is nog veel te weinig doordrongen van de enorme betekenis, die de edele kunst van de papierbereiding door de levering van het benodigde papier aan de vele boekdrukkerijen gehad heeft voor het culturele, economische en godsdienstige leven van ons land. De beoefening van dit voorname handwerk vereiste een jarenlange opleiding en een groot vakmanschap. Het is dan ook geen wonder, dat de papiermakers trots waren op hun ambacht. Dit blijkt ook uit het feit, dat reeds kort na de komst van de papiermakerij op de Veluwe de papierbereiders daar bijna altijd huwen met de dochters van beoefenaars van hetzelfde ambacht.

De Veluwse papiermolens leverden een groot aantal soorten papier, doch vooral het witpapier genoot zowel in ons land als ver over de grenzen een goede naam. In tal van publikaties over het papierbedrijf in Nederland lezen we, dat in het rampjaar 1672 een groor aantal Veluwse papiermakers bij de nadering van het Franse leger de wijk namen naar Holland en daar aan hun Zaanse collega’s de kunst van het witpapiermaken zouden hebben geleerd. Was men toen aan de Zaan nog niet zo ver? In het verhaal schuilt slechts een kleine kern van waarheid. Bij de komst der Fransen zijn inderdaad heel veel papiermakers gevlucht met medeneming van een gedeelte hunner have. Slechts een klein aantal nam de wijk naar Holland, de meesten echter zochten een toevlucht in de omringende steden. Hun verblijf aldaar was slechts van korte duur, want na de verovering dezer plaatsen dwong de vijand alle aanwezige vluchtelingen. na afpersing van een flinke schatting voor de meegenomen bezittingen, hun woonsteden weer op te zoeken.

Merkwaardig is het, dat de schrijver van het stuk 46), waarin ons dit wordt verhaald, een duidelijk onderscheid maakt tussen „huisluyden” en „pampiermakers”! De enkele papierbereiders, die naar Holland waren gevlucht, werden door de strenge dwangmaatregelen van de bezetter tegen hun achtergebleven familieleden en vrienden wel genoodzaakt terug te komen naar de Veluwe „om aldaer haer handtwerck te oeffenen”. Wanneer men kennis neemt van een „Declaratie van den Koningh van Vrankrijck 47) uit 1672 gericht aan de inwoners van Gelderland, Utrecht en Overijssel, waarin een aantal dreigementen wordt opgesomd, valt de terugkeer der naar Holland uitgeweken papiermakers volkomen te begrijpen. Trouwens vóór de komst der Fransen in 1672 en na hun vertrek (1674) vinden we op de molens in onze omgeving nog steeds dezelfde namen van papiermakers. Het was ook geen wonder, dat de vijand alles in het werk stelde om de gevluchte papiermakers tot terugkeer te dwingen en zodoende de papierbedrijven weer aan de gang te krijgen. Want van de welgestelde papierbereiders viel in weerwil van de oorlogstoestand nog wel het een en ander te halen. Duidelijk blijkt dit uit een in het begin van 1674 aan de Veluwe opgelegde extra oorlogsschatting. De verklaring voor dit merkwaardige feit is alleen te vinden in de aanwezigheid van vele gegoede papiermakers Welke personen zouden er anders in aanmerking gekomen zijn voor de betaling der uitzonderlijk hoge oorlogsschatting? De arme leeggeplunderde boeren toch zeer zeker niet, mag men toch wel aannemen.

Een sprekend bewijs voor de uitnemende kwaliteit van het Gelderse papier vinden we in een afschrift van een rekwest 48), dat de gezamenlijke papiermakers van de Veluwe in 1688 richtten aan ridderschap en steden van het Veluwse kwartier. Hierin zeggen zij, dat een zekere Daniël Roussillon „onder schone beloften” in opdracht „van de compagnie van papiermaeckers van Suthampton (Southampton) hun knechts tracht aan te zetten tot contractbreuk teneinde op molens in Engeland te gaan werken. De Veluwse papiermakers doen via ridderschap en steden een eerbiedig beroep op stadhouder Willem III om met „desselfs hoogh gesagh” Daniël Roussillon te gebieden voortaan geen papiermakersknechts te bewegen hun dienstverband voortijdig te verbreken om in Engeland papier te maken. Dit rekwest stelt de bekwaamheid der Veluwse papiermakers in een helder licht. Daniël Roussillon zou geen moeite doen tot het ronselen van ‚,prutsers”.

De papiermakerij in onze streken blijft zich voortdurend uitbreiden; in 1740 liggen er op de Veluwe niet minder dan 171 papiermolens, waaronder twee wind- papiermolens en een ‚‚watervlugtmolen”. Met deze typerende benaming werd een gecombineerd bedrijf aangeduid. bestaande uit een wind- en watermolen. Van 1884 tot 1920 lag bij Apeldoorn een korenmolen, die zowel door wind- als door waterkracht kon worden gedreven.

Het edele vak van papiermaker was lang niet altijd rozegeur en maneschijn. De werktijden van de baas en knechts waren vaak bijzonder lang; soms 12 uur per dag. Tegen hard werken en een beetje moeite zagen de papiermakers niet op. Zo liepen de Apeldoornse papiermakers meestal met een pak papiermonsters van- uit hun woonplaats naar Harderwijk, namen daar de boot op Amsterdam en bezochten in die stad hun afnemers of bezochten elders gelegen plaatsen om nieuwe connecties aan te knopen. Het landbouwbedrijf bij de molen moest de voeding verschaffen voor de papiermaker en zijn gezin, benevens voor de inwonende knechts, leerjongens en meiden. Op de molen Steenbeek bij Apeldoorn gebeurde het dikwijls dat men met 25 man aan tafel zat! Gezellig was het daar ’s avonds tijdens de lange winteravonden, wanneer de familie met de knechts en dienstmaagden rondom het knappend haardvuur zat te luisteren naar de verhalen van één der knechts of naar die van een rondtrekkende marskramer. Vertelsels, waarin heel vaak een spook om de hoek kwam gluren.

Geïnspireerd door een dergelijk verhaal, besloot één der knechts van Steenbeek zelf voor spook te gaan spelen. Een wit laken was al gauw gevonden en op een donkere winteravond verdween hij met dat voor een spook onmisbaar kledingstuk in het duister. Toen gebeurde het vreselijke! Eén der meiden wilde even wat uit de schuur halen doch kwam een ogenblik later geheel ontdaan binnenrennen. Door het struikgewas langs de beek had ze een witte gedaante met dreigend opgeheven handen zien zweven. De volgende avond was het al weer mis. Opnieuw zag iemand hoe een geheimzinnige lichte gestalte zich voortbewoog over de dijk van de bovenbeek. Huiverend drongen allen zo dicht mogelijk bij het vuur, waar men met gedempte fluisterstemmen het griezelig geval besprak. Het spook waarde rond door de hoofden en harten der omzittenden! Toen besloot de papiermakersbaas resoluut een einde te maken aan de hele spookhistorie. Gewapend met een stevige knuppel verborg hij zich de eerstvolgende avond dicht bij de beek achter een paar tonnen. In dat donkere hoekje wachtte hij de komende dingen af. En toen, ja daar verscheen het spook weer, geruisloos gleed een witte gedaante voorbij. Met een vaart sprong onze papiermaker uit zijn schuilplaats te voorschijn, greep het spook beet en begon er met z‘n knuppel op los te beuken. Oei, wat kon toen dat spook ineens echt menselijk jammeren! „Au, au, laat me los baas, laat los, ik zal ’t niet weer doen!” De baas duwde de onthutste geestverschijning voor zich uit, maakte de deur open en trad binnen met de woorden: „zie zo hier hebben jullie nou het spook”. Na die tijd heeft het op Steenbeek niet meer gespookt! Tegen het midden der 19de eeuw gaat door de invoering der machinale papierbereiding de handpapiermakerij met snelle schreden achteruit, de bedrijven leveren geen lonend bestaan meer op en worden in de meeste gevallen omgezet in wasserijen. Weldra was een eind gekomen aan de eens zo bloeiende Veluwse hand- papierfabrikage.