Paragraaf index


Ook de bekende Apeldoornse archeoloog Moerman heeft in 1932 een artikel over de leidingen geschreven waarbij hij ook de loden leidingen beschrijft.

Jacob Diederik Moerman geboren te Apeldoorn op 4 juli 1885 en overleden te Apeldoorn op 24 mei 1965 was een zeer bekend Apeldoornse archeoloog en historicus. Hij was de oprichter van het voormalige Moerman museum en kan gezien worden als een belangrijke grondlegger van de Apeldoornse geschiedschrijving.
jdmoerman

DE WATERLEIDINGEN UIT ASSEL EN ORDEN
DIENENDE VOOR VOEDING VAN
DE VOORMALIGE “GROOTE- OF KONINGSFONTEIN“
OP HET LOO.
--------------


ALGEMEEN.

     Onder de vele lustwaterwerken, welke den door den Stadhouder-Koning Willem den Derden in de jaren 1688-1697 aangelegden tuin achter het Koninklijk Paleis het Loo versierden, nam de zelfs in het buitenland beroemde zoogenaamde Groote- of Koningsfontein wel de allereerste plaats in. Niet alleen wegens de afmetingen en inrichting van deze fontein zelf, doch meer nog wegens de buitengewoon omvangrijke werken welke ervoor moeten worden uitgevoerd.

     WALTER HARRIS, lijfarts des konings beschrijft in zijn in 1699 uitgegeven werkje over het Paleis het Loo deze fontein als volgt:

     "een merkwaardige fontein met achtkant bekken waarvan elke zijde 16 schreden lang was, dus 128 schreden in omtrek (± 30 M. diameter). In het midden spoot het water met een straal van 45 voet omhoog.

Daaromheen waren nog twee rijen stralen, elk van 16 stuks; deze gingen 12 en 6 voet hoog. Het water voor de middelste straal kwam van een heuvel bij Assel, twee uren gaans (leagues) van het Loo, voor de 16 van 12 voet kwam het van Orden, ongeveer een uur gaans (league) verwijderd, terwijl de overige 16 (van 6 voet) werden gevoed door het water uit den vijver.

     De fontein was gelegen in de salijn van het paleis, het bekken had een eikenhouten op leem gelegden vloer en een rand van blauwen hardsteen; het middelpunt - dus de groote straal - bevond zich juist in het midden van het pad hetwelk aan de voor(noord)-zijde om het gazon loopt.

In de ten Zuiden daarvan stroomende beek - de zoogenaamde "Witte Graaf" - kan men den gemetselden Zuid-West rand en den houten bodem van het fonteinbekken thans nog zien liggen.--

     Het water uit het fonteinbekken werd in eene beekbedding naar het Oosten afgevoerd, en diende als beweegkracht voor de molen, welke gelegen was nabij de tegenwoordige tuinmansloods aan de Tuinmanslaan. De beekbedding boven deze molen is nog zeer goed te zien, zij is kenbaar door een dubbele rij hooge oude boomen, welke Westelijk uiteinde tevens de vroegere grens van het Koninklijk park aan die zijde aangeeft. --

     Lang heeft de fontein niet gewerkt. In het jaar 1702, spoedig na het overlijden des konings stopte de middenstraal, en was dus het Asselsche water buiten werking. In 1717 werkten van de 16 middelbare stralen er nog slechts 8, terwijl in 1740 nog slechts de 16 kleinere stralen in actie waren.

     In 1748 stuitte de Commissie, welke de grenzen der Hooge Heerlijkheid opnieuw moest uitzetten in de buurt van Assel op de "ruders van de "beek" - daar voormaals de groote fontein van het Loo op sprong." Blijkbaar was de juiste inrichting toen al vergeten.--

     In 1767 werden op last van den Stadhouder Prins Willem den Vijfden omvangrijke herstellingen aan de waterwerken van het Loo uitgevoerd. Het is niet duidelijk of daarbij ook de Koningsfontein weder in haar volle glorie werd hersteld; op grond van tijdens het terreinonderzoek ontdekte herstellingen en veranderingen in den oorspronkelijken aanleg, mag dit worden betwijfeld.

     In 1795, na het vertrek van den Stadhouder, worden het paleis en de bijbehoorende tuinen grondig geplunderd en vernield; het lood uit beelden en leidingen verwijderd en gestolen, zoodat van de vroegere pracht slechts eene ruïne overbleef.

     In 1806 werden tuin en park op last van Koning Lodewijk Napoleon opnieuw aangelegd. In den toen gevolgden stijl was voor de oude waterwerken geen plaats; wellicht ook werden de kosten van herstel onder de bestaande tijdsomstandigheden te zwaar geacht. De overblijfselen der verschillende fonteinbekkens en cascaden werden onder den grond gewerkt, en zoo geraakte de oude inrichting spoedig in totale vergetelheid.--

HET ASSELSCHE WATER

ALGEMEEN

     Zoals hierboven vermeld diende dit, volgens de tot ons gekomen berichten, uitsluitend voor den grooten middenstraal der fontein.

Het benoodigde water werd daartoe uit een drietal" sources" naar een reservoir geleid, en vandaar uit naar zijn bestemming. Het reservoir bevond zich - en bevindt zich nog - in rechte lijn op 6000 M. afstand Zuid-West van het Koninklijk Paleis. Het werd gevoed 1. door de ten Noorden van den Asselschen berg op 1250 M. Zuid-Zuid Oost van Hoog Soeren aanwezige bron, thans genaamd "het Veentje", 2. door de zich in onmiddelijke nabijheid van de bouwhoeve Assel bevindende bron, vroeger genaamd "de Ruet". De leiding uit het Veentje is met een wijden boog op vrijwel 80 M. + NAP, aan de Westzijde om den Asselschen berg heengeleid; die uit de bron te Assel loopt in rechte lijn Oost- Zuid-Oost naar hare bestemming, en het water uit de Ruet vulde uit zich zelf het daarvoor bestemde reservoirdeel, waarin deze bron gelegen was.

     De afvoerleiding volgt nauwkeurig de hoogte waarop het reservoir is gelegen (ongeveer 40 M. +NAP) in Oostelijke richting door het tegenwoordige Kroondomein, tot aan de grens daarvan op de scheiding tusschen het Orderbosch en het Willemsbosch; zij vervolgt daarna haar weg door het Willemsbosch om met de hoogtelijn van 40 M.+NAP ongeveer 750 M. verder Oostwaarts scherp naar het Noord Oosten om te buigen, waarna zij in het Orderbosch treedt. 400 Meter Noordelijker is zij over een afstand van ± 75 (correctie 750) M. gelegd in eene boogvormige terreininzinking, welke voor dit doel op aanzienlijke diepte werd uitgegraven en thans in een schilderachtigen hollen weg is veranderd. Vanaf het Noordelijk uiteinde van deze uitgraving loopt de leiding over ongeveer 1100 M. in rechte lijn Noord-ten Oostwaards. Dit gedeelte bevat in de Noordelijke helft eene tweede diepe uitgraving door het aldaar hooger gelegen terrein. De Asselsche weg snijdt deze laatste uitgraving vrijwel op het midden.

     300 Meter benoorden den Asselschen weg verlaat de leiding de tot dusver gevolgde terreinhoogte van 40 M. +NAP; vanaf dit punt loopt zij in een nagenoeg rechte lijn, geleidelijk dalende (gericht naar de plaats waar vroeger de houten toren (1) stond), naar het park.

(1) In de aslijn van het Paleis op den Wiesselschen weg.

Zij kruist den straatweg naar Amersfoort op 120M. afstand beoosten den grintweg naar de voormalige Jachtopzienerswoning en de Koningslaan op 500 M. afstand beoosten het parkhek; iets Oostelijker van het punt waar vroeger de grens van het Park was en waar de eikenallee eindigde.--

     Een blikop de kaart doet zien, dat het verderverloop van de gevolgde rechte lijn via de Westzijde van den hoogen vijver gericht is naar het kruispunt der wegen nabij de kopvan de schietbaan; dat van daar een half cirkelvormig pad- gedeeltelijk dubbel- Oostwaarts ombuigt naar het "Zaadhuisje" (vroeger Waschhuisje) en zodoende be-Noordoosten de plaats der fontein uitkomt op de grens van den voormaligen Koningstuin en zoo dicht mogelijk bij de fontein gelegen.--

Hoewel tengevolge van de zeer belangrijke veranderingen welke de Park-aanleg heeft ondergaan in het terrein niet meer is na te gaan of de oude leiding inderdaad deze weg heeft gevolgd, ligt de veronderstelling toch voor de hand dat dit inderdaad het geval was. Ten eerste toch toont de topografische kaart aan, dat de terreinhoogte zich hiervoor leent, en ten tweede schijnt het logisch dat men de leiding zooveel mogelijk buiten den Koningstuin en het daar beNoorden liggende vroegere Sterrebosch omleidde, ten einde noodzakelijke herstellingen zooveel mogelijk te kunen verrichten zonder den siertuin met zijn vele kunst- en waterwerken of het Sterrebosch daarbij te moeten beschadigen. Deze veronderstelling wint aan waarschijnlijkheid door de vondst van eene sleuf-uitgraving, loopende van de fontein naar de tuinmuur.

     De bij deze beschrijving gevoegde topografische kaart geeft de plaats van het reservoir, alsmede de aanvoer- en afvoerleidingen in rood geteekend aan.--

     De hoogte waarop het reservoir gelegen is (ruim 40 M. +NAP); het verval van de afvoerleiding tot aan de fontein - 22 Meter - gepaard met den afstand tusschen beide inrichtingen doen twijfel rijzen of hierdoor alleen een straal van 45 Engelschen voeten in het leven kon worden geroepen; Zonder eene speciale inrichting schijnt zulks nauwelijks mogelijk. Inderdaad bestaan er sterke aanwijzingen, dat een of andere vernuftige inrichting hier als hulpmiddel toepassing vond.

     Bij het onderzoek is namelijk voldoende gebleken, dat de vernieling van aan- en afvoerleidingen niet is geschied met het doel de gebakken aarden leidingbuizen te bemachtigen; immers over groote afstanden vindt men deze onbeschadigd terug (2).

(2) o.a., vrijwel de geheele aanvoerleiding uit de Aselsche bron.

Veeleer moet die vernieling zijn geschied ter verkrijging van iets veel waardevollers, namelijk de looden buis, waarvan stukken nog tevoorschijn kwamen toen ongeveer 25 jaren geleden het Asselsche veld met den stoomploeg werd bewerkt.

     Deze buis had blijkens een fragment daarvan, aanwezig in het Museum Felua alhier, een diameter van slechts 6 cM.- Zoowel deze afmeting welke toeliet de buis inde 15 cM. wijde aarden buisleiding te leggen, als het materiaal - lood - bewijzen voldoende dat zij nietvoor afvoer van water uit het reservoir kan hebben gediend, doch voor een ander doeleinde, waarschijnlijk het kunstmatig opvoeren van den straal.

     Inderdaad is een gegraven sleuf gevonden, welke van de veel hooger gelegen bron bij Pomphul (75 M.+NAP) in vrijwel recht Zuidelijke richting naar de uit het Veentje komende leiding loopt, en zich daarmede vereenigt op ongeveer 100 M. bewesten den zoogenaamden Telefoonweg.-- Vanaf dat punt van samenkomst vertoont het spoor van laatstgenoemde leiding hetzelfde typische karakter als de (ledige) Pomphulleiding, namelijk op onderling gelijken afstand liggende gaten; terwijl in de Veentjes-leiding daartusschenin de aarden buizen onbeschadigd worden gevonden. Dit wijst op eene systematische opgraving en verwijdering van een buis, komdende van Pomphul en liggende in de Veentjes-leiding. De verwijdering moet dan geschied zijn door op afstanden van 4 a 5 Meter, de aarden buis te sloopen en de gewenschte binnenbuis er uit te trekken.-- Steller dezes is tot de conclusie gekomen, dat de op het Asselscheveld gevonden looden buisresten deel uitmaakten van eene doorlopende leiding, welke uit de bron bij Pomphul kwam, zoover mogelijk de toevoer- en afvoerleiding volgde en buiten het reservoir om, het van 75 M. hoogte komende Soerensche water aanvoerde, teneinde de doorstroming van het Asselsche water, en daardoor ook den fonteinstraal te versterken en dus te verhoogen.--

HET GROOTE RESERVOIR

     Dit reservoir is op 200 Meter beoosten den Asselschen weg, vlak ten Noorden van de spoorbaan gelegen. Hoewel, zowel door eene dichte dennenbeplanting als door verschillende af- en vergravingen, veel van de oorspronkelijke vorm en aanleg verloren ging, is toch in het algemeen de vroegere opzet nog goed te zien.--

     Het bestond uit vier bassins van verschillende grootte, waarvan de twee Noordelijkste op hooger niveau zijn gelegen dan de twee op elkander aansluitende Zuidelijkste.--

     Het Zuidwestelijke bassin werd gevuld met het van de Asselsche bron komende water, het Noordwestelijke was aangelegd om de Ruetbron heen en werd dus daardoor gevuld, terwijl het Zuidoostelijke bassin uit de drie andere werd gevuld en voor het eigenlijke fonteinwater diende.-- Van daaruit liep de afvoerleiding naar het Loo.--

     De twee Zuidelijke bassins zijn te samen oorspronkelijk als een aangelegd, waarbij een tusschendam voor afscheiding diende. Het Oostelijke werd vermoedelijk bij eene latere herstelling met gestampte leem bevloerd en van aan de binnenzijde der oorspronkelijke wanden opgeworpen , met leem bekleede damwanden voorzien. Deze constructie, zoomede de resten van een verdwenen tusschendam, schijnen er op te wijzen, dat de inrichting in haar aanvankelijken opzet niet voldeed, wellicht doordat te veel water in den grond verloren ging.

     De omstandigheden, dat de oorspronkelijke aanvoerleiding naar het Zuid-West bassin op circa 50 M. bewesten daarvan is opgebroken en vervangen door een rechtstreekschen toevoer naar het Zuid-Ooste bassin, versterkt deze veronderstelling.

     Het Zuidwestelijke bassin was 64 Meter lang en oorspronkelijk ongeveer 50 Meter breed; het Zuidoostelijke met ingebouwde leemwanden 37 bij 41 Meter; van het Noordwestelijke zijn de afmetingen moeilijk op te nemen - zij bedroegen ongeveer 50 bij 40 Meter; het Noordoostelijke of Ruetbassin, ietwat Noordelijker dan zijn buurman, is zoodanig afgegraven en daardoor verdwenen dat de oorspronkelijke afmetingen niet meer met eenige zekerheid zijn te noemen, slechts de Noordkant ervan is nog in het bosch terug te vinden. De waterhoogte kan in de Noordelijke bassins ongeveer 1 1/2 meter en in de Zuidelijke 2 meter hebben bedragen.--

DE BRONNEN EN AANVOERLEIDINGEN

     In het jaar 1692 kocht Koning Willem het landgoed Assel, omdat dit de twee "gedesidereerde sources" bevatte. Met deze twee werden ongetwijfeld de bron bij de bouwhoeve en de Ruet bedoeld. Het "Veentje" lag van ouds in het Soerensche, zoodat Zijne Majesteit daarover, evenals over de Pomphulbron reeds vroeger beschikken kon.

     Toch is blijkbaar de aanleg van het zoogenoemde Asselsche water, ook voozoover dit uit het Veentje kwam, eerst in of na 1692 begonnen; de in hoog-reliëf op de leidingbuizen uitgebeelde titels des Konings, duiden behalve Engeland, Schotland en Frankrijk ook Ierland aan.

     De aanleg der sprengen vertoont bij allen hetzelfde karakter; voorzoover nodig werd om de bron een aarden wal gelegd, en het water daardoor tot een vijver opgestuwd. Zoowel bij Pomphul en het Veentje, als bij de Asselsche bron is dit nog duidelijk te zien. Thans echter zijn de stuwdammen doorbroken en de bronnen in moerassige modderpoelen veranderd, waarvan het water verderop in den grond wegzakt. Alleen de Ruetbron is sinds ongeveer vijftien jaren,met vergraving van het oorspronkelijke bassin in een aardig vijvertje veranderd; hier stroomt het water als van ouds naar het Zuidelijke, lager gelegen reservoirbekken, doch verdwijnt daar in den bodem.--

DE LEIDING UIT HET VEENTJE is 2400 Meter lang; zij loopt als vermeld, in een wijden boog op ongeveer 50 M. +NAP Westelijk en Zuidelijk om den Asselschen berg; over 1600 Meter bestaat zij uit een aarden buisleiding, in gestampte leem gebed, en over de laatste 800 Meter, waar de leiding gedeeltelijk daalttot het niveau van het Noordwest bassin ± 45 M.+NAP in uitgeholde boomstammen welke in elkander gestoken, en met ijzeren ringen geklemd waren.-- Deze laschplaatsen waren weder in leem gelegd (3)

(3) In de bedding van dit leidinggedeelte werden een paar kleinen met spijkers bezette looden plaatjes gevonden. Waarschijnlijk dienden deze tot afsluiting van lekkende plaatsen.

De diepte onder het maaiveld bedroeg normaal 1,25 a 1,30 Meter, op plaatsen waar hooger terrein werd gekruist natuurlijk overeenkomstig meer; op lager gelegen gedeelten werd een dam gelegd.

     Op de plaats waar de aarden buisleiding in de boomstammen overging, bevindt zich thans een tamelijk uitgestrekten zandkuil, welke blijkbaar in later jaren gediend heeft voor de tot voor korten tijd nabij gelegen schaapskooi.-- In het gedeelte beoosten de bouwhoeve Assel werden geen klemringen gevonden.

DE LEIDING UIT DE BRON BIJ DE ASSLESCHE BOUWHOEVE is 800 Meter lang; zij loopt van uit de bron in een boog beZuiden de bouwhoeve om, en vandaar naast de Veentjes leiding naar het Zuid-West bassin. Op circa 50 Meter bewesten dit bassin is zij intusschen verlegd en naar het Zuid-Oost bassin geleid. Zij bestaat over de gansche lengte uit aarden buizen.

DE LEIDING UIT DE RUETBRON was slechts eenige tientallen meters lang.Zij liep uit het Ruetbassin rechtstreeks naar het Zuid-Oostelijke. Zij bestond waarschijnlijk uit aarden buizen;de thans aanwezige beekbedding bevat namelijk over de geheele lengte stukjes aardewerk.--

DE AFVOERLEIDING.

     De afvoerleiding is van het reservoir tot de Koningslaan 7200 Meter lang, en - indien de hiervoren reeds genoemde vermoedelijke ligging in 't Park als juist wordt aangenomen - van de Koningslaan tot de groote fontein 1500 Meter te samen 8700 Meter (4).

(4) De totale lengte van het Asselsche werk met inbegrip van de leiding uit Pomphul en van de afzonderlijke leiding uit de bron bij de bouwhoeve bedroeg alzoo niet minder dan 13 Kilometer!

Zij bestond voorzoover zij op gelijk niveau bleef uit ten minste twee aarden buisleidingen, terwijl als materiaal voor het van 40 tot 18 M.+NAP afdalende gedeelte lood moet zijn gebezigd. In het eerstbedoelde leidingdeel waren verschillende zinkputten aangebracht, op ongelijke afstanden van elkaar gelegen.--

     Tusschen het reservoir en de plaats waar deze leiding het domein verlaat vindt men twee afzonderlijke sleuven, waarvan de Noordelijke slechts op enkele sporen van aardewerk bevat. Waarschijnlijk hebben wij hier met ene verbetering van de oorspronkelijken aanleg te doen, en werd de Noordelijke bedding afgekeurd en door de Zuidelijke vervangen, met gebruikmaking van het nog deugdelijk buismateriaal.In de terreininzinking ten Westen van Rauwenhul heeft een hooge dam gelegen, waarvan de overblijfselen nog vrij goed zichtbaar zijn.-- Het hier bedoelde leidingdeel is bijzonder bochtig! blijkbaar heeft de terreingesteldheid aan de uitvoerders groote moeilijkheden in de weg gelegd.-- De groote massa puin en steenen op Rauwenhul aanwezig doen vermoeden dat zich hier ook een zinkput heeft bevonden.--

     Van hier loopt de leiding door het Willemsbos eerst over eenigen afstand Zuidoostelijk en daarna Oost-Zuid-Oostelijk,de hoogtelijn van 40 M. +NAP volgende. Op 700 M. afstand van Rauwenhul buigt zij rechthoekig naar het Noord-Noordoosten om en volgt in het Orderbosch den reeds hierboven genoemden "Hollen Weg" eene 7 a 800 M. lange diepe uitgraving. Zoowel in het Willemsbos als aan het Zuidelijke en aan 't Noordelijke uiteinde van den hollen weg bevonden zich zinkputten. Hierna volgt een recht gedeelte lang 1100 M. waarbij voor de laatste 600 M. wederom een diep breede doorgraving is gemaakt.

     Eindelijk - bij het Noordelijk uiteinde hiervan - wordt de hoogtelijn van 40 M. +NAP verlaten en daalt de leiding in vrijwel rechte lijn geledelijk 20 M. af. In dit gedeelte bevindt zich even benoorden den Soerenschen weg een ronde uitgraving, welke kalk, baksteenen en puin bevat, terwijl zich ter hoogte van den "Kleiberg", 500 M. benoorden den Amersfoortschen weg eveneens de resten van een put bevinden.Deze laatste, waarschijnlijk als gesloten drukput geconstrueerd,was ovaal van vorm en had een gemetselden bolvormigen bodem (5).

(5) Wellicht werd hier het water van Pomphul in het fonteinwater gebracht.--

In het gedeelte ten Noorden van den put aan den Soerenschen weg werden op regelmatige afstanden van ongeveer 3 Meter ijzeren ringen aangetroffen,met houtresten aan de binnenzijde. Klaarblijkelijk waren dit klemringen waarmede de in elkaar gestoken looden buizen door middel van houten keggen bevestigd werden.

     Op ongeveer 100 M. ten Noorden van de Koningslaan, op het punt waar de grintweg naar de boerderij wordt bereikt eindigt het tot dusverre overal aantoonbare en gevolgde spoor; van hieraf is het terrein op dusdanige wijze vergraven en veranderd, dat het verdere beloop van de leiding, zonder uitgebreid graafwerk, slechts te veronderstellen valt. Op de kaart is dit gedeelte gestippeld aangegeven.

DE DRUKLEIDING

     Op de gronden, reeds hierboven in 't kort vermeld, veronderstelt schrijver dezes, dat - ter verhooging van den straal - eene afzonderlijke, van groote hoogte komende, drukleiding aanwezig moet zijn geweest. Aanwijzingen hiertoe zijn de sleuf van Pomphul naar de Noord-Westelijke bocht van de Veentjesleiding, de op regelmatige afstanden voorkomende kuilen of sporen daarvan in die sleuf en in de Veentjesleiding van het punt van samentreffen tot het Noordwest-bassin, de afgraving in de Noordwesthoek van het Zuidwest-bassin, de aanwezigheid van een gebogen aarden buisleiding in den klaarblijkelijk later gelegden Zuidwal van het Zuidoost-bassin, de sporen van vergraving in den dam tusschen de twee Zuidelijke bassins, de omstandigheid, dat in de afvoerleiding een buisleiding volkomen onbeschadigd werd gevonden terwijl daarboven de fragmenten van een vernielde tweede leiding lagen, de ook op gedeelten van de afvoerleiding gevonden kuilen van denzelfden aard alsin de aanvoerleiding, en, last not least, het op de Asselsche veld gevonden buisfragment, thans in het museum Felua aanwezig.--

     Deze leiding moet hebben bestaan uit eene doorlopende gesoldeerde looden buis van 6 cM.diameter, dewelke, van Pomphul in Zuidelijke richting afdalende, waar nodig over een speciaal daarvoor gelegd dammetje, in de leiding uit het Veentje werd opgenomen. Bij de uitmonding van deze laatste in het Noordwest-bassin, werd de looden buis naar het Zuidoosten over den bodem van het Zuidwest-bassin door de scheidingsdam (NB. later vebeterd in scheidingsdam) naar den Zuidwal van het Zuid-Oost-bassin gevoerd, alwaar zij door een aarden buis beschermd tegen den zanddruk, in een bocht naar de afvoerleiding werd gevoerd. Vervolgens liep zij met deze mede tot op het thans niet meer vast te stelllen punt waar zij hare werking moest verrichten.

HET ORDENSCHE WATER.

ALGEMEEN.

     Het Ordensche water diende tot voeding van de 16 stralen van "middelbaren bogt" (12 voet) welke rond den hoogen middenstraal gegroepeerd lagen. Het water werd hiertoe vanuit het thans gedraineerde Orderveen (6) gelegen ten Zuid-oosten en Oosten van de hoeve Berghuis, naar "de com" het kleine reservoir geleid, en van daaruit naar zijne bestemming.

(6) Uit een afgedamd gedeelte van dit veen? De naam van het thans nog bestaande "Waardmanshuisje" zou dit doen veronderstellen.

Dit kleine reservoir" thans bekend als devoormalige "Peerdenkuule" lag, en ligt nog, op 1600 Meter Zuid Zuid-West van het Koninklijk Paleis, ongeveer 40Meter noordelijk van den Soerenschen weg. De Genistalaan is er doorheen gelegd waardoor het karakter van de oorspronkelijke "Com" jammer genoeg is verloren gegaan. Het niveau van het reservoir op ruim 27 Meter +NAP liep tot gelijke hoogte op met dat in het Orderveen. Het verval tusschen dit niveau en dat van den fontein, ruim 9 Meter, was voldoende voor de gewenschte straalhoogte van 12 voet.--

     Het reservoir was zuiver cirkelvormig met een diameter van ± Meter:het was gedeeltelijk uitgegraven in het toenmaals genaamde "bergje van La Montagne", en omringt door ± 2 Meter hooge aarden wallen, met leem bekleed. Aan- en afvoerleidingen lagen vrijwel diametraal tegenover elkander.

   De AANVOERLEIDING, lang 3000 M., nagenoeg horizontaal gelegd, liep vanaf het punt van kruising of samenkomst met de Orderbeek, alwaar een zinkput aanwezig was, oorspronkelijk beWesten en later beOosten langs het landgoed Polhout. Oude- en Nieuwe leiding kwamen te samen aan de Noordpunt van het dennnenboschje genaamd "De Driehoek", waarna de leiding langs de tegenwoordige Jachtlaan naar het reservoir liep. Zij bestond uit aarden buizen, in leem gebed en lag evenals de Asselsche leiding op een diepte van gemiddels 1.25 Meter.

     Of er meer dan een buisleiding heeft gelegen bleek niet meer na te gaan. Waarschijnlijk is dit intusschen wel, indien men ten minste de mededeling van Harris en anderen als juist aanneemt, dat de fonteinstralen van "middelbaren bogt" allen uit Orden kwamen. Deze toch moeten gezamenlijk belangrijk meer water hebben verbruikt dan de hooge middenstraal alleen. Ruw geschat verbruikte deze ongeveer 1 1/2 ton water per minuut en de 20 of 21 (7) middelbare stralen 5 a 6 ton.

(7) Behalve de 16 stralen in de Koningsfontein, schiijnen er nog 4 a 6 andere fonteinen van 12 voet elders in den siertuin geweest te zijn.

De AFVOERLEIDING,lang 2000 Meter liep nagenoeg evenwiijdig met de Jachtlaan tot in het terrein "Kamp Links" en boog daarna lichtelijk meer naar het Noorden,om door den tuin van den Houtvesterswoning, den Amersfoortschen weg op 300 Meter beWesten de gedenknaald te kruisen, en de Koningslaan ongeveer ter hoogte van de eikenallee naar de stallen. Wellicht is het naar het Noorden loopende gedeelte van de "Witte beek" nabij de kegelbaan de oorspronkelijke leiding van het Orderwater of wel lag deze tusschen Klosbaan en doolhof. Na tegaan is dit thans niet meer. Dit gedeelte heeft waarschijnlijk uit looden buizen bestaan. Het onderzoek heeft daaromtrent echter niets opgeleverd, de sleuf bleek ledig.--

HET MATERIAAL

     Als materialen voor de leidingbuizen werden gebakken leemaarde, boomstammen en lood gebezigd.

     De AARDEN BUIZEN waren 75 cM.lang en hadden een inwendigen diameter van 15 cM. Zij waren van hetzelfde model als tegenwoordig nog wordt gebruikt, doch ongeglazuurd. De oudste buizen bleken uit verschillende stukken, op elkander gebakken, te zijn samengesteld. Vele van deze waren in hoog reliëf voorzien van de titel des Konings, te weten de gekroonde letters W.R. omvat door eene versiering van oranjetakken, voorts de Roos (Engeland), Distel (Schotland) Harp (Ierland) en Lelie (Frankrijk). Zooals bekend voerden de Koningen van Engeland tot Napoleonstijd den titel Koning van Frankrijk. De reliëfs zijn sierlijk van vorm; eenige exemplaren van deze buisen bevinden zich ten Paleise Het loo.

     Vanaf het Veentje tot aan de zandkuil bij de Asselsche bouwhoeve bleken deze buizen door eene doorlopende leemen bedding te zijn beschermd. Deze wijze van verpakking wordt in de overige leidinggedeelten alleen aangetroffen in het vernieuwde gedeelte 't welk in de scheiding tusschen Noordwest- en Zuidwest bassin is gelegd. De afsluiting der buizen in de voegen werd verkregen door leem, en op andere plaatsen door witte of geteerde hennip met hetzij stopverf of bitumen. In vernieuwde gedeelten werd voor dit doel ook kalk aangetroffen.

     Op sommige plaatsen werden buizen van andere makelij en vorm aangetroffen, sommige korter, met minder wanddikte, of gedraaid. Klaarblijkelijk zijn deze van later tijd en bij herstellingen gebezigd. Op een buis van afwijkend model en geringere afmetingen werd een reliëf aangetroffen, vertoonende een takje of stokje bevattende twee smalle uitstaande bladeren, waarschijnlijk een stukje riet voorstellende.

     Elke buis was op den bodem der sleuf gesteund door een vijftal baksteenen, eronder tegen de kragen en in het midden aangebracht.

     de UITGEHOLDE BOOMSTAMMEN zijn uit den aard der maak in den loop der jaren, toen er geen water meer toestroomde, geheel verteerd. Echter is hunne vroegere aanwezigheid bij zorgvuldige uitgraving van de leidingsleuf nog zeer goed zichtbaar. Zij hadden eene lengte van ongeveer drie meter en waren klaarblijkelijk in elkander gestoken, waarbij dan om den buitensten stam een ijzeren ring was gelegd. Deze ijzeren ringen vertoonen dan ook onderling een verschillende diameter, natuurlijk verband houdende met den omvang van den gebruikten boomstam. Lekkage door kwastopeningen of anderszins werd verholpen door 't opspijkeren van een klein looden plaatje. Ook hiervan werden eenige exemplaren gevonden. Een ervan toont duidelijk eene latere herstelling, zijnde er namelijk een tweede plaatje van dezelfde afmetingen overheen gespijkerd, omdat in het oorspronkelijke een scheur was ontstaan.--

     Van de LOODEN BUIZEN is helaas - behoudens een fragment der "drukleiding" gevonden op het Asselsche veld - niets meer aangetroffen. Volgens de overlevering zouden zij van het opschrift "William Rex" voorzien zijn geweest. Dit is niet onwaarschijnlijk, waar zelfs de aarden buizen met reliëf waren getooid.

Mei 1932



Hier eindigt het verhaal van Kremer.


Inmiddels heb ik verschillende tochten langs de leidingen gemaakt. Bij de Holle weg, die nog geheel aanwezig is, zijn nog steeds restanten van de putten te vinden en ook bij de grenspol Rauwenhul zijn brokstukken te vinden. Onderweg kan men ook wel brokjes van de leidingen vinden en in het landschap zijn de sleuven ook nog te zien.



« Prev Next