Paragraaf index

 

Een vergeten waterwerk op de Veluwe

Paleis het Loo, gebouwd in opdracht van Koning Stadhouder Willem III, was mede beroemd om haar in 1693 aangelegde prachtige en vooral hoge fonteinen. Van heinde en ver kwamen de mensen er kijken en dat is ook tegenwoordig nog het geval. Hoe is het mogelijk dat men dat in die tijd, in slechts een enkel jaar, voor elkaar heeft gekregen en waarom wilde Willem III eigenlijk zulke hoge fonteinen?

a01

’t Koninklijk Lusthof door L. Scherm rond 1700

a02

Koning Stadhouder Willem III en Koningin Mary II Stuart

Lodewijk XIV had in Versailles al fonteinen laten aanleggen. Het water voor die fonteinen werd met man- en paardenkracht vanuit de Seine opgepompt naar hoger gelegen bassins en vandaar voedden ze de fonteinen. Een zeer kostbare geschiedenis vanwege de lange leidingen en vele pompen. Het water was daarnaast ook nog niet erg schoon.

Er is veel bekend over de bouw van paleis het Loo maar zeer weinig over de toevoer van het water voor de fonteinen. De Engelse lijfarts van Willem III, Harris, beschrijft in 1699 de fonteinen als volgt:

"een merkwaardige fontein met achtkant bekken waarvan elke zijde 16 schreden lang was, dus 128 schreden in omtrek (± 30 meter in diameter). In het midden spoot het water met een straal van 45 voet (13 meter) omhoog.
Daaromheen waren nog twee rijen stralen, elk van 16 stuks; deze gingen 12 en 6 voet hoog. Het water voor de middelste straal kwam van een heuvel bij Assel, twee uren gaans (leagues) van het Loo, voor de 16 van 12 voet kwam het van Orden, ongeveer een uur gaans (league) verwijderd, terwijl de overige 16 (van 6 voet) werden gevoed door het water uit den vijver.”

a03

Recente kaart van de twee tracés (Asselt en Orderbeek) naar een kaart uit 1748 Bron Bekenstichting

Willem III wilde zijn fonteinen nog hoger laten spuiten dan die in Versailles en had water nodig dat van hoger gelegen gebieden kwam. De oostelijke flank van de Veluwe bij Apeldoorn bleek daar zeer geschikt voor te zijn en levert een constante stroom zeer schoon water uit de sprengen. Willem III kende het gebied rond Hoog Soeren al goed omdat hij er in zijn jeugd regelmatig vanuit het oude jachtslot Het Loo op jacht ging. Hij kreeg grote gebieden bij Hoog Soeren, onder andere landerijen bij de Asselse mark, in zijn bezit.

Akte 1695 overdracht het loo

27 september 1695 : De Staten van Gelderland dragen de hoge, middelbare en lage jurisdictie omtrent Het Loo enz. op aan Koning Stadhouder Willem III en diens "manlijcke descendenten".(zie ook Landdagreces 10 december 1694). Bron Algemeen Rijksarchief Den Haag. Uit deze akte zou men kunnen afleiden dat het Kroondomein na het overlijden van Willem III weer in het bezit gekomen zou moeten zijn van de Staten van Gelderland. Ook wordt duidelijk gesteld dat alleen nazaten in de mannelijke lijn gerechtigd waren.

Willem III kwam als kind regelmatig in Kleef op familiebezoek en nam de aanleg van de daar aanwezige fonteinen waarschijnlijk als voorbeeld.

In eerste instantie leverden de sprengen van de Orderbeek niet genoeg water met de juiste druk om de fonteinen hoog genoeg te laten spuiten. Daarom werd er een tweede tracé ontwikkeld dat gebruik maakte van de bronnen bij de Pomphul, de Veentjes, de Hasloo fles en de Ruetbron.

a04

Boerderij Hasloo voorheen Assel. Foto Henk Weltje

Tegenwoordig heet dat gebied het Kroondomein en het is nog steeds het jachtterrein van de Oranjes. Het bevat uitgebreide bossen en heide waar edelherten, reeën, moeflons, adders en wilde varkens het voor het zeggen hebben. Bewoning vindt men er nauwelijks en men kan er tijden lopen zonder een sterveling tegen te komen.

Waar tegenwoordig hoge oude bomen groeien was er tot 1900 voornamelijk heide en zandverstuivingen waar in de middeleeuwen enorme kuddes schapen werden gehouden. Het gebrek aan begroeiing zal het voor de toenmalige landmeters ongetwijfeld eenvoudiger hebben gemaakt om het landschap te “lezen” en zo optimaal gebruik te maken van het terrein om de leidingen te kunnen leggen. a05

Schaapskudde bij boerderij Hasloo Foto Henk Weltje

Om beter te kunnen begrijpen waar het water voor het Asselt tracé vandaan kwam volgt eerst een korte beschrijving van de Pomphul, de Veentjes, de Hasloo fles en de Ruetbron.

De vennen op de Asselse heide zijn plassen met regenwater op plekken waar de bodem ondoorlatend is. Die ondoorlatendheid is onder andere ontstaan door opgestuwde leemlagen uit de ijstijd het Saalien. Een voorbeeld van zo’n plek is de op ca. 80 meter+NAP gelegen Pomphul in Hoog Soeren. Dit dorp is ontstaan dankzij de aanwezigheid van dat ven, dat tot in de 20ste eeuw de enige watervoorziening in het dorp was. Vlak ernaast zijn nog steeds vele grafheuvels aanwezig, die getuigen van prehistorische bewoning. Aangezien het ven uitsluitend regenwater bevat, levert de Pomphul maar beperkte hoeveelheden water.

a06

De Pomphul in Hoog Soeren. Op de achtergrond de sleuf waar fonteinleidingen lagen. Foto Henk Weltje

Uitsnede Pomphul Caert van de Limitten van de hooge Heerlijckheid Het Loo Leenen 1748

Het water in de Pomphul werd ook nog gevoed door een bron in de buurt van de Amersfoortseweg zoals blijkt uit deze uitsnede van de Caert van de Limitten van de hooge Heerlijckheid Het Loo door Willem Leenen uit 1748

Zoals duidelijk op bovenstaand kaartje uit 1748 te zien is, was er nog een bron en een beekloop in het verre verleden te Hoog Soeren. Deze beek heeft de Pomphul gevoed. De bron ligt, volgens een topografische kaart uit 1963, op ca. 110 meter boven NAP, dus 30 meter hoger dan de Pomphul.

Ook interessant voor het verhaal over deze tot dusverre vergeten beek is de buurtschap "Het Saaltjen". De buurtschap lag halverwege de Pomphul en de onbekende bron. Daar staan nu anno 2020 nog steeds drie huizen op exact dezelfde plek als op de kaart uit 1748.

beek naar de Pomphul

Uitsnede van de Caart der Limitten uit 1748 met hedendaagse topo op de achtergrond. Buurtschap Het Saaltjen is hier omcirkeld en duidelijk te zien.

Het Saaltjen 2

Buurtschap Het Saaltjen. De naam wordt tegenwoordig niet meer gebruikt..

2020 08 18 wandeling onbekende bron

Op 18 augustus heb ik een op een zeer warme dag een wandeling naar de bron gemaakt en ben tot 50 meter zuidelijk van de plek (punt 004) gekomen. Er liepen veel wilde varkens bij de bron en het gebied was duidelijk interessant voor ze. De plek zal vochtig en voedselrijk geweest zijn.

De teruggevonden bron zal evenals de Pomphul ontstaan zijn uit opgestuwde leemlagen ten tijde van het Saalien. Zo werd een zgn. schijngrondwaterspiegel gevormd. Toen de paleisleidingen aangelegd werden is er voor de hoge middelste straal oorspronkelijk gebruik gemaakt van het water van de hoog gelegen Pomphul. Omdat de Pomphul geen echte bron was maar alleen regenwater bevatte was de hoeveelheid te gebruiken water eindig. Daarom is waarschijnlijk van de hoger gelegen bron extra water via greppels langs de weg naar de Pomphul geleid.

De beek is vreemd genoeg om Het Saaltjen heengeleid en daarom is het aannemelijk dat de buurtschap er al was voordat de beek werd aangelegd. Het Saaltjen kan deel uitgemaakt hebben van de gastverblijven van het Jachthuis te Hoog Soeren waar Willem III en zijn gevolg regelmatig verbleven. De naam kan een verwijzing naar een grotere ruimte zijn.  Bewijs hiervoor ontbreekt echter. Wel is het bijzonder dat de hoeveelheid dakpannen die Willem III naar Hoog Soeren liet brengen zo groot dat ze niet alleen voor het Jachthuis gedient kunnen hebben en er meerdere panden gebouwd moeten zijn.

Een beekloop stroomopwaarts gezien

Geulen langs het pad naar de bron. Foto Henk Weltje 2020

Het hoogteverschil van 30 meter is ruim voldoende voor de afvloeing. Gezien de geringe hoeveelheid water die er uit beide bronnen kwam is deze toevoer al snel beeindigd. Dat er in de hoge bron nog water te vinden zal zijn is m.i. plausibel omdat er heel wat wilde varkens aanwezig waren. De leembodem zal daarom waarschijnlijk nog intact zijn.

Ik werd door vroegere inwoners van Hoog Soeren attent gemaakt op het prachtige boek “Terugblik op het oude heidegehucht Hoog-Soeren” van mevrouw E.W. Langenbergh-Parqui, dat in 1983 gepubliceerd is. Daarin kan men de volgende gegevens lezen over de vroegere situatie :
Er lag vroeger een erf van ene Jan Bloemendal (genaamd Jan van de bos) buiten de Soerense raster. Men kan daar komen als men vanuit het kerkje in Hoog Soeren de Oud-Meervelderweg naar het Aardhuis volgt.

Boskamp Bloemendal

Huis van Bloemendal aan de Boskamp - Foto uit boek van mevrouw Langenbergh-Parqui

De woning is in 1933 vanwege de te hoge onderhoudskosten afgebroken en er zijn tot nu toe (jaar 2020) nog steeds bakstenen op die plek te vinden. Deze zogeheten Boskamp was door het Kroondomein met gaas beveiligd tegen het wild. Vlakbij was een grijze ronde eendenkom. Een afvoergeul liep van daaruit dwars over het erf. Deze eendenkom is ongetwijfeld de bron geweest die in 1748 door Leenen op zijn kaart is ingetekend. De waterafvoer via de geul zal het begin van de beekloop naar de Pomphul geweest zijn. Er was sprake van twee hekken en ook tegenwoordig moet men nog door twee wildrasters en bijbehorende hekken gaan voordat men bij de Boskamp komt.
Vanaf de Boskamp komend kon men via de Oud-Meervelderweg in de richting van Soeren gaan waarna men, rechts aan de hei grenzend, bij het bouwland van de Solskamp met een aantal huisjes kwam. Deze Solskamp is op de kaart van 1748 aangegeven als Het Saaltje.
Onderaan de eikenwal die het Solskamp afsloot van het zandpad, bevond zich, even voorbij de doorgang naar het links van het akker land liggende dubbele boerenhuis een putje waar altijd water in stond. Een bronnetje was het niet. Er liep wel een spreng onderdoor, maar die lag onder een leemlaag. Het water was dus regenwater. Je kon het niet drinken. Wel was het een welkome toegift van de natuur voor het vee, de was en het schrobben wanneer de pomp in het dal in lange hete zomers weer eens ”dreuge” stond. Met deze spreng is ongetwijfeld het beekje bedoeld dat om Het Saaltje heengeleid was.
Heel dit lage gedeelte, van de weg tot links onderaan Solskamp, het vochtige driehoekige stukje akkermaalshout aan de overkant van de weg en een deel van de akkers noemde men het “Seultjen” of “Seultien”. Van Campen, die daar woonde noemde het “’t Zoaltje” waaruit mevrouw Langenbergh-Parqui opmaakte dat hij “Zaaltje” zei. Zei suggereerde in haar boek dat het misschien een weergave in Veluws dialect van het Middelnederlandse woord “sol(letje)” was, dat modderpoel betekent. In 1748 noemde men het echter inderdaad Het Saaltje en van Campen heeft zich dus niet vergist.
In een zeer droge tijd heeft men tussen de struiken van het driehoekige stukje eens getracht een put van vier à vijf meter diep te graven, recht naar beneden door de leemlaag heen. Eerst kwam er gele en daarna allemaal taaie harde blauwe leem. Het water in die put was echter nogal ondrinkbaar. Of die put er nog is, is mij onbekend.

De Veentjes, dat halverwege de Pomphul en boerderij Hasloo ligt, bevindt zich in een lang smeltwaterdal en dient al eeuwenlang als rust- en drinkplaats voor het roodwild. Het water wordt vanuit de hoogste punten van het gebied langs het dal afgevoerd. Het gebied is ten behoeve van het Asselt tracé enorm vergraven en er bevinden zich diverse dammen in het gebied.

a07

De Veentjes in het smelwaterdal bij Hoog Soeren Foto Henk Weltje

Andere bronnen van water waren de flessen. De naam zegt het al. Voor ons verhaal is de Hasloo fles van belang. Bij de boerderij Hasloo ontspringt op 43 meter+NAP een natuurlijke bron die ook alweer gevoed wordt door het regenwater dat ooit in de Veluwe is opgevangen. Op boerderij Hasloo is er een steen in de stal geplaatst, die op dezelfde hoogte is als de haan op de toren van de Grote Kerk in Apeldoorn.

De bron is sinds mensenheugenis gebruikt voor de talrijke reizigers die hier rusten op hun reis van Deventer naar Amersfoort en Harderwijk.

a08

Hasloo fles met op de achtergrond net zichtbaar boerderij Hasloo Foto Henk Weltje

Een eveneens oude bron in het Asselse gebied is de vlakbij de Hasloo boerderij gelegen Ruetbron.

De naam Ruet is waarschijnlijk afkomstig van het oude woord reutelen. Water dat uit een zandige bodem ontspringt. In 1630 op een kaart van Nicolaes Geelkercken wordt de naam Rüijt gebruikt voor deze bron en er loopt dan ook een pad de Rüijt wegh langs van Asselt naar Apeldoorn.

ruijt 1630Gedeelte van de kaart van Geelkercken met de Ruijt bron en Asselt.

Voor het Asselt tracé zijn er hier in een gebied van ca. 1 ha. 4 bekkens gegraven en van een bodem uit leem voorzien. De dammen zijn nog steeds goed herkenbaar.

a09

De Ruetbron met verschillende door mensen opgeworpen dammen Foto Henk Weltje

Een mooi filmpje van de Ruetbron ontdekte ik onlangs op Youtube. Ongetwijfeld van iemand die dit artikel heeft gelezen en misschien daarom een bezoek aan de bron heeft gebracht.


Om het water naar paleis Het Loo te leiden werd gebruik gemaakt van buizen, gebakken uit ongeglazuurde leem, 75 cm lang en met een diameter van 15 cm. De oudste buizen van de Orderbeekleiding voor de lagere fonteinen, zijn zonder versiering en blijkbaar uit de hand gedraaid.

a10

Leidingen gebruikt bij de Orderbeek. Foto Henk Weltje

In de leiding van de Orderbeek lagen echter ook zeer fraaie terracotta buizen met de tekens van de Koning-Stadhouder nl. de gekroonde letters W en R, omkranst door Oranjetakken, de Roos (Engeland), de Distel (Schotland), de Harp (Ierland) en de Lelie (Frankrijk). In de jaren tachtig van de 20ste eeuw zijn, uit betrouwbare bron, bij werkzaamheden door een van de toenmalige nutsbedrijven, nog een aantal van deze buizen opgegraven en wel achter Hotel Apeldoorn aan de Soerenseweg.

a11

Versierde buizen van de Asselse leidingen. CODA museum Apeldoorn.

buis met lelie

 Ik kreeg deze prachtige buis van een goede kennis, de voormalige voorzitter van de Bekenstichting Jan van de Velde, met de boodschap er de juiste plek voor te vinden. Het zand zat zelfs nog aan de binnekant, dus hij was zelfs nooit schoongemaakt. Hij is inmiddels naar CODA gebracht want hoort hij. Foto Henk Weltje - Oktober 2020

Vanaf de Pomphul stroomde water van ca. 80 meter +NAP naar een punt op ca. 43 meter +NAP waar het water van de Veentjes zich erbij voegde. In de buizen vanaf de Pomphul waren loden leidingen gebracht met vernauwingen waardoor een hogere snelheid verkregen werd. Tegenwoordig noemen we dat effect, dat ook bij brandweerspuiten bekend is, het Venturi effect. Venturi leefde echter van 1746 tot 1822 en dus ruim na de aanleg van de leidingen van het Loo. Het effect was blijkbaar al langer bekend. De terracotta buizen waren niet bedoeld om het water te transporteren maar dienden veeleer als bescherming voor de loden leidingen.

a12

Schets van de buizen met loden binnenleiding Bron Ummels    

Het verzamelde water van de Veentjes en de Pomphul liep daarna door weer een ander smeltwaterdal via boerderij Hasloo in een van de vier bekkens van de Ruetbron.

a13

Loop van de leidingen vanaf de Veentjes. Op de achtergrond is boerderij Hasloo te zien. Foto Henk Weltje

Ook het water van de Hasloo fles werd in een andere leiding naar een tweede bekken in de Ruetbron getransporteerd. In een derde bekken ontsprong het bronwater van de Ruetbron. Daarna werd het verzamelde water met zo weinig mogelijk verval verder door buisleidingen naar de fontein geleid. Bij de Holle Weg in het Orderbos is enorm veel grondwerk verzet om de buizen op een hoogte van ca. 40 meter ÑAP te krijgen. De totale lengte van het Asselt tracé bedroeg 13 km. Een enorme prestatie! Willem III had daarvoor echter wel zijn hele leger ter beschikking dus er hebben heel wat 17de eeuwse soldaten in dat gebied moeten werken.

Lang heeft de fontein niet gewerkt. In 1702, na het overlijden van Willem III stopte de middenstraal. In 1717 werkten van de 16 middelste stralen er nog 8, terwijl in 1740 alleen nog de 16 kleinere stralen werkten.
In 1748 wist men al niet meer waar de leidingen gelegen hadden en heeft men de ligging gereconstrueerd. Pogingen om het leidingwerk te herstellen hebben gefaald.
In de Franse tijd in 1795 worden paleis en tuinen geplunderd en ook het lood uit de leidingen wordt systematisch gestolen.

Na de recente renovatie van de tuinen werken de fonteinen weer maar het water komt nu van elders.

In de gemeente Apeldoorn is in de 19de eeuw door een optimistisch raadslid het plan geopperd om van de leidingen gebruik te maken voor de drinkwatervoorziening van Apeldoorn maar dat idee was niet haalbaar en is naar de prullenmand verwezen. De leidingen waren er immers niet meer en de kosten zouden de pan uit rijzen.

Wat overblijft is een prachtig landschap waar veel sporen van het verleden te zien zijn. Je moet het alleen wel weten…


In dit artikel vindt u verder twee beschrijvingen uit 1932 over het onderzoek naar de fonteinleidingen van Paleis het Loo.

De eerste is het verhaal van Kremer en het tweede een verhaal van Moerman. Het is niet duidelijk hoe de relatie tussen deze twee heren was. Wel lijkt het waarschijnlijk dat Kremer de opgravingen heeft uitgevoerd en dat Moerman er zijn eigen verhaal van heeft gemaakt. Misschien hebben de beide heren ook wel samengewerkt. Sommige zinnen in beide documenten lijken gelijk te zijn..

In elk geval voegt het verhaal van Moerman essentiele informatie toe wat betreft het versterken van de waterstraal door de leidingen door middel van het venturi effect.
Wat niet door beiden genoemd werd, is het mogelijke gebruik van een sifon contructie. Deze methode is al door de Romeinen gebruikt om water via bergen en dalen met tussenliggende bekkens van hoog gelegen bronnen naar Rome te transporteren. Of er sprake was van een sifon constructie moet nog nader onderzocht worden.

Hieronder ziet u allereerst een uitwerking van een oud boekje uit de 30er jaren van de 20ste eeuw over de geschiedenis van de pijpleidingen die dienden om de fonteinen van Paleis het Loo van voldoende water te voorzien.

Het boekje is geschreven door Jan Leonard Arnold Kremer geb. 1-7-1877 te Arnhem ovl. 27-2-1937 te Apeldoorn, in 1932 gepensioneerd Kapitein der Infanterie en wonende Gardenierslaan 39 te Apeldoorn.
jlakremer

Prev Next »