Paragraaf index

POORTJE AAN DEN SPRENGENWEG

Aan den Sprengenweg, ter hoogte waar deze nu door den Badhuisweg gesneden wordt, stond vroeger, een vijftig jaar geleden, een oud boerenhuis, met laag rieten dak‚ onder hooge beukenboomen. Zoo waren er vele in die dagen.
Om dat huis heen liep een hooge beukenheg‚ zooals er ook vele waren, en in die heg (en dat was een bijzonderheid), was een toegangspoortje. gevormd door een paar reuzen-beenderen of walvisch-kieuwen. zooals de menschen elkaar vertelden.
Ze waren zóó groot, dat de grootste mannen elkaar met gemak konden passeeren. De grijs-groene kleur was in volkomen harmonie met de oude heg‚ die deze beenderen als in knoestige armen omvatte. Het geheel deed in merkwaardigheid en schoonheid zeker niet onder voor menig stadspoortje in oud-Hollandschen stijl.
De vraag rees wel eens op: „Hoe kwamen die reuzenbeenderen daar terecht?" want voorheen was Apeldoorn noch door spoor, noch door water, met andere plaatsen verbonden, en moest alles per as vervoerd worden.
Wel is bekend, dat in de zeventiende eeuw de walvischvangst in Holland bloeide en dat de walvischvaarders wel eens van die groote beenderen meebrachten, maar die werden meest aan de zeekusten gelaten.
Dat die zoover het ‚.binnenland" werden ingevoerd zal wel zelden zijn voorgekomen.
Het was althans één van de merkwaardigheden uit die dagen, toen de Apeldoornsche menschen nog niet veel gewoon waren. Zelfs nú zou dit poortje nog veel bekijks hebben gehad.
Waar zijn die beenderen gebleven, toen omstreeks 1897 het oude huis werd afgebroken?

POORTJE AAN DEN SPRENGENWEG